fbpx

Duivenissen

Inlogformulier

Google+

Artikelindex

Luc en Hilde Sioen-Vanoverschelde, Moorslede

1, 2, 4, 5, 6 en 7 Nat. La Souterraine I & II in 2015

DEEL I : De bewogen duivenloopbaan van Luc Sioen Moorslede

Hilde wie? hoor ik u vragen. Inderdaad, Hilde wordt meestal in één adem genoemd met haar man Luc Sioen. Ze speelt dan wel niet op haar eigen naam, maar we mogen haar gerust met naam en toenaam opnemen in de annalen van de duivensport als iemand die “het” in de vingers heeft. Anders win je geen 5 grote nationaals op eigen kracht, anders parkeer je geen zes duiven in de eerste 7 nationaal uit La Souterraine over de drie categorieën. “Hilde kan dingen met de duiven die ik niet kan”, bekent Luc Sioen ootmoedig. Hij heeft dan wel zelf internationaal Saint-Vincent gewonnen met Il Grillo, maar “Hilde heeft een speciale band met haar duiven”, gaat Luc verder, “Die duiven zien haar graag, ze zijn gelukkig als ze op het hok komt en ik ben zeker dat ze voor haar naar huis komen...” Hilde Vanoverschelde is een natuurtalent, zoveel is duidelijk. Maar eerst vertellen we het verhaal van haar echtgenoot en toeverlaat: Luc Sioen.

Gerard Sioen

We kunnen het duivenverhaal van Luc Sioen niet vertellen zonder ook dat van zijn vader Gerard te vertellen. Gerard, die in 2007 overleed, is zijn hele leven één van de betere duivenmelkers van de streek geweest. Hij bleef ook vrijwel zijn hele leven trouw aan het vitessespel met een vleugje halve fond en trouw aan zijn principes: duivenspel van de vorige eeuw geleden zeg maar. Gerard hield weinig duiven, had een scherp mes en ging zelden of nooit naar de veearts. Maar hij had een goede soort en ook daar bleef hij zijn leven lang trouw aan. Dat waren niet per se grote namen, maar het waren allrounders. “Ik had altijd andere duiven,” vertelt Luc, “maar af en toe bracht ik toch ook iets in van vader en die konden met gemak de fond aan. Dat waren sterke duiven.” “Zat daar ook Bostyn in?” wilde ik weten. “Neen,” antwoordt Luc kordaat, “Bostyn dat is een heel ander verhaal.” De lezer zal ongetwijfeld weten dat ook wijlen Pol Bostyn een Moorsledenaar was. “Bostyn woonde hier amper een halve kilometer vandaan,” vertel Luc, “maar vader kende hem meer van het vlas dan van de duiven. Ge moet weten: Polle Bostyn dat was Champions League, fond en grote fond, terwijl mijn pa meer in ‘tweede provinciale’ speelde. Dus op duivenvlak doorkruisten hun wegen elkaar zelden.”

Toch Pol Bostyn

Luc Sioen was van kinds af aan gebeten door de duiven en de duivensport. Als jonge gast van tien of elf jaar mocht hij ook al eens mee met pa en dat wekte natuurlijk sympathie op bij de andere clubleden. Zo kreeg hij in 1977 van een vriend van pa een jonge duif. Normaliter zou dat duifje bij pa bij de jonge duiven komen, maar zo hadden Gerard en vooral Luc dat niet begrepen: het was een duifje voor Luc en dus zou Luc er zelf voor zorgen. Hij kreeg de beschikking over een minihokje en het duifje werd geleerd. U voelt het al komen: het werd een supertje en vloog meteen twee keer na elkaar de eerste op de vitesse. “En dan zijt ge natuurlijk besmet voor uw leven,” zucht Luc met een brede smile. Maar we zouden het over Bostyn hebben. Op zekere dag zit een vreemd jong tussen het miniploegje van Luc. “Nu zou ik dat snel mogelijk wegjagen, maar als knaap van 11 vind je dat boeiend en uitdagend om die binnen te lokken natuurlijk.” Pa Gerard bekeek het duifje en zag dat het van goed ras was en volgens het ringnummer van niet ver uit de buurt kon zijn. Het duifje werd aangemeld en twee dagen later stak er een “gele briefkaart” - zo ging dat toen - in de brievenbus. Het duifje was van Pol Bostyn die het prompt kwam ophalen. Pol, de ruwe bonk met het klein hartje, vatte meteen sympathie op voor de jonge Sioen en zei dat hij maar eens moest komen kijken naar “de duuv’n”. Dat viel niet in dovemans oren, Bostyn was toch bij leven al een legende in de Belgische duivengeschiedenis en dat wist zelfs de kleine Sioen.

Paar jaar te laat

Luc mijmert nog na over die periode en heeft wat spijt dat hij eigenlijk enkele jaren te laat bij Bostyn was gekomen: de man, de melker en de duiven waren namelijk versleten. Bostyn was op retour om het zacht uit te drukken. Maar menselijk gezien klikte het tussen de oude Bostyn en de jonge Luc Sioen. Het begon met een paar keer te gaan ‘letten’ als de duiven moesten thuiskomen van de grote drachten, maar al gauw werd Luc ingeschakeld om mee te helpen: duiven pakken, duiven inmanden, de nummers van de rekken opschrijven, duivinnen afnemen... “Op de duur zat ik daar bijna elke dag,” vertelt Luc. “Ik durfde zelfs al eens spijbelen omdat ik liever tussen de duiven zat dan op de schoolbanken. Ik studeerde nochtans in een - toen - splinternieuwe richting namelijk computersturing van machines (CNC) maar ik leerde niet graag en verder heb ik daar ook nooit meer iets mee gedaan toen ik mijn diploma haalde. Bovendien kon ik niet goed om met ‘gezag om het gezag’ en dat is eigenlijk nog zo,” bekent vrijbuiter Sioen. Om dus maar te zeggen dat hij bijna bij Bostyn woonde en voor de nochtans soms knorrige Bostyn niets verkeerds kon doen.

Weinig geleerd of toch?

“Dan heb je daar de duivenstiel geleerd?” vraag ik bijna retorisch. “Bijlange niet,” spreekt Luc me tegen. “Pol was jammer genoeg versleten, al lang niet meer gemotiveerd... ook de duiven waren versleten en eigenlijk chronisch ziek... Het enige wat nog telde was voor de vele bezoekers - soms hele bussen vol - de aanblik van een wereldhok levend houden en kweken voor de verkoop, want dat bleef maar draaien. Ik vond dat overigens één van de zaken die wel interessant waren: daar kwamen veel grote melkers over de vloer en makelaars en buitenlanders en op die manier ben ik eigenlijk in het netwerk van de grote namen gerold. Maar de finesses van de duivenstiel heb ik meer bij mijn vader geleerd dan bij Bostyn. Let wel, ik blijf Bostyn één van de grootste kampioenen van België vinden he en als kenner van de betere duif had hij nauwelijks zijn gelijke. Maar ik was 10 jaar te laat om de topper Bostyn aan het werk te zien.” Het bloed van de Benoni’s, To-Be’s, Coppi’s, Pasports, Mustangs en andere Chico’s was nog volop aanwezig, maar het kwam er niet meer uit, toch niet bij Bostyn zelf. Maar na de glorieuze jaren 70 waren zijn duiven nog meer dan ooit gegeerd in binnen- maar vooral in het buitenland. Het hok Bostyn werd eigenlijk een kweekstation en Pol ging veel meer duiven aanhouden dan hij aankon. Maar goed spelen, laat staan winnen, was er nauwelijks nog bij. “Dus dat heb ik daar wel geleerd,” zegt Luc Sioen: “als ge begint te koppelen en te kweken en duiven door te houden in functie van de commerce dan zijt ge nog rapper de berg af dan de renners van de Tour de France. In zijn glorieperiode was Bostyn een bikkelharde selecteur, maar toen de commerce de bovenhand kreeg, werd er nog zelden duif gegeten ten huize Bostyn...” Bovendien waren de kweekinstallaties van Bostyn eigenlijk ongeschikt, hij had zijn massa kwekers ondergebracht in de hangar waar het altijd vochtig was tot soms op het drassige toe. “Maar ik heb er nog wat geleerd,” zegt Luc vastberaden. “Tussen al die miserie - excuseer mij het woord, maar het was niet anders - had Pol Bostyn nog één betere duif, geen twee, en dat was de Lourdes. Waar de rest van de kolonie (Bostyn had nog om en bij de 100 weduwnaars!) op apegapen lag, kwam die er wel elke keer door. Wat mij doet besluiten dat een melker niet moet aankomen met ‘mijn hok zus en zo, de conditie zus en zo, mijn eigen gezondheid zus en zo, het duivenvoer zus en zo...’ als ge een topper hebt, komt die toch bovendrijven. Waardoor ik voor mezelf tot op vandaag als adagio heb aangenomen: zoek eerst de goede duif, wat zeg ik, de topduif. En die zal u wel leren of het hok of de verzorging verbeterd kan worden. Of nog anders vertaald: houd enkel de goede, want als de selectie weg is, is ook het succes weg. Zo simpel ligt dat.” “Maar...”, haast Luc zich om dat hoofdstuk af te sluiten: “Ik blijf Pol Bostyn tot op vandaag een warm hart toedragen. Hij was op zijn manier een invloedrijke figuur in mijn jeugd en in mijn duivenmelkersloopbaan.”

Naar de fond

In 1985 overleed Pol Bostyn en werden zijn duiven wereldwijd verspreid. Het einde van een tijdperk, ook voor Luc Sioen. Luc kwam terug van zijn legerdienst en ging samenspelen met zijn vader. Het is te zeggen, hij wou toch ook wat fond gaan spelen en Gerard liet hem maar doen. Er werden wat duiven bijgehaald van Herman Callebert o.a. maar - we zegden het hierboven al - ook de soort van vader Sioen weerde zich wonderwel op de fond. Ondertussen bleef Luc wel zijn netwerk van binnen-en buitenlandse contacten onderhouden en fungeerde hij al eens, dankzij zijn contacten, als tussenpersoon bij transacties van duiven naar het buitenland. En één van die contacten was de Taiwanees Deng Fu Chuang die hij dus ook nog kende van bij Bostyn. Deng Fu was een ambitieuze zakenman die het plan opvatte om zelf in België met duiven te spelen en dan liefst wereldroem te vergaren op Barcelona. Hij kende de jonge Sioen en besprak met hem zijn plannen. Geld was voor Deng Fu Chuang blijkbaar geen probleem en met minder dan het allerbeste zou hij geen vrede nemen. Samen zouden ze het internationale podium van Barcelona bestormen...

Great Wall

In 1992 was het dan zo ver: de combinatie Deng Fu Chuang & Luc Sioen was een feit onder de welluidende naam “International Lofts Great Wall”. Op het erf van de familie Sioen werd een mastodont van een hok neergepoot: een gemetseld hok in 2 verdiepingen van zo een 35 meter lang met 10 ruime vliegafdelingen. Plaats was er genoeg sinds de familie Sioen de vlasactiviteiten gestaakt had en de loodsen en de vlasfabriek afgebroken waren. Nu ontbraken enkel nog de duiven. En weer kwamen de goede contacten van Luc Sioen in het duivenmilieu goed van pas. Het duo wilde enkel de absolute top binnenhalen en dat werden dus nationale en nog liever internationale winnaars, nationale asduiven of duiven die op een andere manier wereldtop waren. Alle duiven die er de revue passeerden opsommen zou ons te ver brengen, maar het waren er heel wat. Een bloemlezing:

  • Speeltie, DV8759-291-90, 1 internat. Pau 6875 d. in 1992 voor Klaus Schmitt. En passant kochten ze er maar meteen de ouders ook bij... - Margriet, DV6055-200-87, 1 internat. Pau 5927 d. in 1990
  • Barcelona Brassé, NL2012144-89, 3 internat. Barcelona 27108 d. in 1992, + zijn nestzus en zijn ouders en ten slotte het hele hok Brassé (overwegend Stichelbaut en Van der Wegen)
  • Cobbe, NL2842534-91, 1 nat. Dax 36861 d. 1992 voor John Crombach, Kerkrade 
  • Commer 3210906-85, 2 internat. Barcelona 21736 d. 1987 voor Gerard Decommere
  • Bardinos, NL1052186-88, 1 nat. Asduif fond NPO 1990 en Olympiade Verona
  • Tonsing, NL5747846-87, 1 nat. Asduif fond NPO 1989, 3 nat. Perpignan voor Jan Cobben
  • Tiger, NL1108985-87, 2 nat Asduif fond NPO 1991, 3 nat. Bergerac 
  • Brecht, 2555150-88, 1 nat. Asduif van Remi Hoebrechts met 4 semi-nat. Brive 1909 d., 25 nat. Barcelona 11399 d. en 29 nat. Perpignan 6103 d., alles in 1992
  • kinderen uit Orhan en Myra of het allerbeste van de gebr. Brügemann uit Assendelft
  • en natuurlijk Rikkie, NL1164925-90, 1 internat. Barcelona 33196 d. 1993 van Jan Theelen

In tegenstelling tot wat u wellicht denkt, beste lezer, was het niet de bedoeling om een luxe kweekstation op te zetten. De bedoeling was in de eerste plaats sportief: uitblinken op de zwaarste afstanden. Voor Deng Fu was het ook een prestigezaak. Met (foto’s van) die duiven en die installatie kun je al eens uitpakken bij vriend en concurrent op het thuisfront. Nu moesten enkel de resultaten nog komen...

Goed maar niet goed genoeg

Omdat de grote fond het doel was, moest er eerst een paar jaar geduld geoefend worden zodat er feitelijk pas in 1995 voor serieus van start kon worden gegaan met een ploeg tweejaarsen. De resultaten kwamen wel, maar feitelijk niet zo overrompelend zoals vooraf gehoopt en gedroomd. Er werd behoorlijk prijs gespeeld met al dat illuster geweld: regelmatig top 20 of top 30 nationaal, twee keer bij de nationale kampioenen KBDB grote fond (o.a. 8 nat. Kampioen fond in 98), 4de in de West-Europese Super Marathon, 7 Europees Kampioen ZLU en nog wel een paar leuke klasseringen. Zo werd Broere, ring 3121305-93, een zoon van Brecht 8ste internationale asduif Barcelona over vier jaar (1995-98) en in 2000 6de Primus inter Pares BBC enz. Maar toch bleven zowel Luc Sioen als zijn Taiwanese partner een beetje op hun honger zitten. De resultaten waren immers niet van die aard dat de nationale en internationale podia stormenderhand werden ingenomen: goed maar niet goed genoeg. Het was eigenlijk een beetje zoals met ons Belgisch elftal: een collectie wereldvedetten maar die navenant niet de verhoopte knalresultaten neerzetten... “Ik heb daar heel veel over nagedacht, of beter nog gepiekerd... van wakker gelegen..., naar een verklaring gezocht” verzucht Luc Sioen nu. “We hebben die duiven vertroeteld, verzorgd en alle kansen gegeven, maar eigenlijk denk ik nu dat die kweekduiven hier nooit helemaal content waren. Zeg maar de fameuze boom die je beter niet verplant. Je verhuist immers topduiven ineens honderden kilometer verder en gaat ze opsluiten in volières en kweekboxen. Zou je zelf ook niet treuren en heimwee hebben? Ik denk dat dit zeker een factor is die meegespeeld heeft en verhinderde dat die duiven hier kweekforme ontwikkelden...” En Luc staaft dit met een toch wel opmerkelijke anekdote. Toen Hein Brassé eens op bezoek kwam en dag ging zeggen tegen zijn fameuze Barcelona, begon deze laatste waarempel te koeren en te tollen in zijn bak... iets wat hij al die tijd daarvoor in Moorslede niet gedaan had. “De conclusie was eigenlijk duidelijk,” besluit Luc, “Het volstaat niet om de beste duiven van de wereld te kopen en bijeen te zetten om er terug even grote winnaars uit te kweken... Duivensport is geen rekensommetje...”

Balans

Na 10 jaar “International Lofts Great Wall” gingen de partners Luc Sioen en Deng Fu Chuang samen zitten om de balans op te maken. Eigenlijk hadden enkel Rikkie en Brecht gegeven waarvoor ze aangekocht waren. Op eigen hok vloog Rik, 3177088-95, een zoon van Brecht x Rikkie, 19 nat. Barcelona van 12731 d. in 1997. Usie een duivin uit Broer Rik x dochter Tonsing won 1 nat. Pau duivinnen in 1997 (6 internat. duivinnen van 1260 duiven). Dat leek alvast een goed begin, maar de euforie was van korte duur. De combinatie Sioen-D.F. Chuang waren dan wel sterke medespelers, maar ze hadden niet echt de hoog gemikte doelstellingen van 1992 gehaald. Er werd dan ook beslist om het experiment in alle vriendschap stop te zetten. “Ik had geen zin om er veel over te discuteren en te pingelen wie wat zou behouden en heb meteen voorgesteld dat Deng Fu alle vliegers en kwekers kon hebben. Hij kon zich daar uiteraard in vinden en alles werd opgestuurd naar Taiwan. Daarna hadden ze nog heel weinig contact en het is Luc Sioen ook niet bekend wat er verder van al deze superduiven is voort gekomen. Zelf behield hij een kleine kern jonge duiven uit de toppers en zaten er links en rechts bij vrienden nog wel wat nazaten van vooral Brecht en Rikkie. Maar ga nu vooral niet denken dat er ten huize Sioen geen duiven meer waren... Gerard Sioen had al die tijd zijn eigen duiven behouden en zijn eigen spel gespeeld. Dus daar kon Luc weer moeiteloos in de combinatie stappen. En - nog belangrijker - ondertussen was Hilde op het toneel verschenen en zelf ook duivenmelk(st)er geworden op een eigen hok waar ze met jongen en duivinnen speelde. Maar dat is nog een verhaal apart en komt eraan in DEEL II.

De Luuszak

Een van de betere duiven van Gerard en Luc Sioen in de “na-Great Wall-periode” was de Luuszak, 3028293-02. Hij was een zoon van de Crayonné (op de pedigrees verbasterd tot “Crionné”) 3177174-95, een kleinzoon van de Brecht. De Luuszak vloog onder meer: * 23 nat. Pau 2212 d. 2005 * 26 nat. Perpignan 7611 d. 2005 * 30 nat. Pau 2007 * 147 nat. Perpignan 2006 Via zijn vader de Crayonné, is de Luuszak ook halfbroer van het Goudklompje, moeder van Il Grillo, 1 internat St. Vincent 2006 en grootmoeder van Fabian. Deze Fabian, 3113064-06, wint 1 provinciaal St.-Vincent 1297 jaarlingen en 3 internat. St.-Vincent in 2007. Fabian was een ingeteelde: zijn vader Fabio was een broer van Il Grillo en zijn moeder Wilma een dochter Crayonné en dus halfzus Luuszak en Goudklompje.. De Crayonné vloog in zijn actieve loopbaan zelf: * 91 nat. Montauban * 97 nat. Pau * 95 nat. Narbonne Moeder van de Luuszak was de 3025047-99 die 9 nat. Argenton won in 2000. Deze Argentonduivin kwam uit de 8 nat. Bourges 1998 (Decroix x Verheye) x dochter Generaal (1 nat. Cahors 1996 voor Georges Bolle).

Beetje etymologie

Maar vanwaar die toch wel unieke naam, de Luuszak? “Luuszak” is West-Vlaams voor luiszak: een erg onverzorgd persoon en daardoor drager van ongedierte. Er is ook een interpretatie van luiwammes maar die is mijn inziens verkeerdelijk afgeleid van “lui” in plaats van “luis”. Maar als in de omstreken van Roeselare iemand zegt dat je “ne luuszak” bent - en hij of zij zegt dat niet met een kwinkslag - , dan zou ik dat niet als compliment bekijken. Het betekent dan immers zoveel als je deugt voor niks, je bent een rotzak enz. Dat is overigens ook de betekenis voor de duif in kwestie: een onuitstaanbare, onhandelbare duif die op de verkeerde momenten met uw voeten speelt, een kl...duif zeg maar. “De Luuszak was een extreem schuwe vogel,” weet Luc te verduidelijken, “Hij kon soms de hele dag buiten blijven, gewoon omdat hij niet durfde vallen of binnengaan. Eigenlijk een duif om gek van te worden op zijn dagen... maar het was een super. Met al zijn geaarzel en getreuzel werd hij toch nog 3de nationale asduif grote fond...”

Kapitale fout...

Veel betere duiven dan de Luuszak moest Luc Sioen niet hebben: hij presteerde regelmatig en had sowieso een super afstamming... En dus zette Luc een volledig kweekprogramma uit rond de Luuszak en zijn vader de Crayonné. Hij droomde van een hechte duivenfamilie, een eigen duivenstam met de fameuze Luuszak als stamvader. En eigenlijk lukte dat behoorlijk goed. Alleen had Luc Sioen onderschat dat de schuwheid van de Luuszak genetisch vastgelegd was en generaties ver werd doorgegeven. “Op een paar jaar tijd had ik een hele kolonie duiven die zich niet voegde. Ik wil u de verhalen besparen hoe vaak ik ‘s avonds bijna geen enkele duif binnen had omdat er een paar duiven niet durfden vallen - God weet waarom - en door hun gefladder boven het dak de hele bende onrustig en onhandelbaar maakten... Ik werd er gek van...” Op een bepaald moment zal Luc Sioen van zijn hart een steen maken en de hele Luuszak-familie opruimen: vliegers en kwekers. Luc Sioen houdt niet van halve oplossingen...

Ondertussen

Maar tussen al die onhandelbare duiven zat er toch nog een stuntman, met name Il Grillo (Italiaans voor krekel en ook de bijnaam van Paolo Bettini die in 2006 de wereldtitel won op de weg) met ring 3100035-05. In hetzelfde jaar 2006 haalde Il Grillo en met hem Luc Sioen de voorpagina van de duivenbladen door het winnen van 1 internat. Saint-Vincent van 5396 jaarlingen met 2 uur vooruit. Il Grillo was een kleinzoon van de Crayonné en dus een neef van de Luuszak. Zijn moeder was namelijk een dochter van de Crayonné gepaard aan een duifje dat op het hok van Hilde in 1999 1 nat. La Souterraine vloog. Daar komen we nog uitvoerig op terug. Vader van Il Grillo verenigde in zich het beste van wat er nog sporadisch van de Great Wall-periode overbleef, met name De Orhan 66. Deze Orhan 66 kwam uit de Rik (19 nat. Barcelona en reeds genoemde zoon Rikkie x Brecht) x een dochter van de Orhan van de gebroeders Brügemann.

De nakweek

Al bij al was de nakweek van Brecht en Rikkie positief. Zo gaf Brecht in volgende generaties enkele absolute toppers:

  • 1 nat. Pau duivinnen in 1997 (op eigen hok met Usie, kleindochter Brecht, Rikkie en Tonsing)
  • 1 internat. Dax 2006 (bij D & D Platteeuw in Zillebeke)
  • 1 internat. Saint-Vincent 2006 (reeds genoemde Il Grillo bij Luc Sioen zelf)
  • 1 nat. Barcelona 2005 (Queen Tonny bij Bungeneers) Queen Tonny van Frans Bungeneers was een halve Sioen, nog uit de periode met Deng Fu.

Moeder van Queen Tonny was met name een zwaar ingeteelde kleindochter van de Brecht. En dat ging zo: in 1993 had Luc bij de aankoop van de Rikkie goede contacten aangeknoopt met Jan Hermans die de Rikkie eigenlijk aangekocht had bij zijn vriend Jantje Theelen. Luc Sioen en Jan Hermans konden het goed vinden met elkaar en daar groeide met de jaren een fijne samenwerking en later een hechte vriendschap uit. Luc, in naam van de Great Wall Lofts, steeds op zoek naar het neusje van de zalm, had ontdekt dat Jan Hermans een eigenste dochter in de ren had van de Klamper van Cor De Heijde. “Dat is er één voor ons,” droomde Luc halfluid. Maar Jan Hermans was niet te vermurwen: het Briljantje was niet te koop, voor geen goud. Maar onder vrienden werd een andere regeling getroffen: Luc mocht het Briljantje lenen voor een koppel eitjes met de Brecht. Er kwam een doffer en een duivin uit, geringd 3005218-98 en 219-98. Om deze bloedlijn zeker vast te houden, zette Luc Sioen ze tegen elkaar, nestbroer tegen nestzus. Hij werd nog gesterkt in zijn vermoeden dat dit uitzonderlijk bloed was toen duivenkenner en -keurder Frans Bungeneers de kwaliteiten van de tweeling bejubelde. Frans nam een dochter mee van het inteeltkoppel en bewees zijn gelijk door er Queen Tonny uit te kweken. De volledigheid gebiedt ons te zeggen dat Queen Tonny (genoemd naar de vrouw van Cor de Heijde) ook een vader had en dat was een rechtstreekse van Cor uit het Diamantje van Cor, een ingeteelde Klamperduivin.

Nog meer nakweek

Onder andere naar aanleiding van de nationale overwinning van Bungeneers, kwam ook Cor de Heijde een kijkje nemen in Moorslede. Ook Cor nam een fel ingeteelde duivin mee, ditmaal uit de Orhan 66 (die daarna vader zal worden van Il Grillo) x zijn eigen zuster. Deze duivin, 3100189-05, wordt bij Cor de Heijde zijn bekende “Sioenduivin”. De Sioenduivin kwam dus uit 3016166-01 x 3016144-01, beide uit de Rik (19 nat. Barcelona en een zoon uit Brecht x Rikkie) gekoppeld aan een dochter Orhan van de gebroeders Brügemann. Gekoppeld aan een Zoon Perpignan, kweekt Cor de Heijde uit zijn Sioenduivin o.a. zijn Naomi NL3054650-10, internationale asduif Barcelona in 2013-14 met 6 internat. Barcelona van 20669 duiven in 2014 en 72 internat. van 25294 duiven in 2013. Verder duiken er nog wel links en rechts topduiven op uit die vermaarde bloedlijnen van Moorslede.

Zo kweekte Rik Hermans zijn Cow Girl, 6323201-09 (8 nat. Argenton en 1 nat. Bourges) uit een duif met 50% Sioenbloed en niet zomaar wat... Vader van Cow Girl komt namelijk uit Mister Mystery, een zoon van de Crayonné (vader Luuszak, weet u nog?) x Fieneke 5000, de Fameuze Olympiadeduif van Flor Vervoort. Ook de fameuze Schalie - in sappig West-Vlaams de “Schaljarden” - van John Bruneel was een halve Sioen. De Schalie vloog zo maar eventjes 2 nat. Agen 5507 duiven (na Fyther van Bert Van den Berghe) in 2013 en 1 nat. Libourne van 4589 duiven in 2014. Zijn vader kwam nog uit een zus van Il Grillo, dus puur uit de lijnen Rikkie en Crayonné. Diezelfde duiver van Luc Sioen geeft verder nog 6 nat. Perpignan 2015 (ook bij Bruneel) en de Pau (722/11) die voor Johny Vanlerberghe 11 nat. Pau wint in 2014 en 6 nat. Pau in 2013. Niet verkeerd.

Nieuwe koers

Luc Sioen vindt het natuurlijk leuk dat die beroemde lijnen nog af en toe opduiken met topklasseringen, maar eigenlijk ligt hij zelf al lang niet meer wakker van die duiven. Pau, Perpignan, Barcelona... het kan hem nog nauwelijks beroeren. We schreven ondertussen 2012. Luc Sioen was om diverse redenen helemaal genezen van het “Barcelona mon amour”-syndroom. Zowat alle fondduiven waar nog maar een spatje bloed van de Luuszak in zat waren opgeruimd. Vader Sioen was al enkele jaren overleden, dus was het tijd voor weer een nieuw tijdperk. Het zal de lezer misschien opgevallen zijn dat het bij Luc Sioen zowat om de 10 jaar iets helemaal anders wordt... 1992... 2002... 2012 Luc wil sinds een paar jaar het geweer van schouder veranderen en zich meer richten op de dagfond met duiven van zijn vriend Georges Bolle. Daarnaast wil hij vooral meegenieten van wat zijn vrouw Hilde uit haar hoed tovert met haar duivinnen op de grote halve fond... Maar dat vertellen we in deel 2.

Hits