fbpx

Pol Bostyn, Moorslede

Aan een zijden draadje...

Dat we het verhaal van Bostyn publiceren na dat van Oscar Devriendt, Aloïs Stichelbaut en andere Cattrysses is niet toevallig. Het is immers met hun duiven dat hij de wereld zal veroveren en nationaal na nationaal op zijn naam schrijven.

Maar dat succes in de duivensport soms aan een zijden draadje hangt, zal blijken in de loop van het verhaal...

De harde school van het leven

Zeggen dat Pol - eigenlijk Leopold Remi - Bostyn een harde jeugd heeft gekend, is een understatement. Dat blijkt uit de verhalen die hij zelf met mondjesmaat - maar enkel aan de echte intieme vrienden - vertelde.
Pol Bostyn werd geboren in Moorslede in de lente van 1909. Zoals zo velen vluchtte zijn familie in '14 voor de Duitse invaller naar Frankrijk. Ze kwamen er aan kost en inwoon door te helpen bij een veeboer. De broers van Pol Bostyn zullen na de oorlog overigens in Frankrijk blijven en zich vestigen in de regio van de Somme. De jonge Pol Bostyn werd ook ingespannen, als koewachter - cowboy zou je met een beetje verbeelding kunnen zeggen. Maar daar moet je vooral geen idyllische beelden bij bedenken... het was voor de kleine Pol een keiharde job. Zijn taak bestond er onder andere in om runderen naar het slachthuis te brengen... in Parijs. Dat betekende een paar dagreizen met enkele koeien tot aan het station, dan de koeien in de beestenwagen laden en vergezellen tot Parijs Noord. Tot slot nog een drietal kilometer - te voet - met de dieren naar de centrale slachtplaats in het Parc de la Villette. Het Parc de la Villette is tot op vandaag een meer dan 50 ha grote groene long in het noordoosten van Parijs, tegen de Boulevard Périphérique aan (vlakbij de gelijknamige Porte de la Villette). Tot 1974 was daar een grote veemarkt en waren er de grote centrale slachthuizen gevestigd.
Omdat runderen hun eigen wandeltempo hebben, moest de jonge cowboy meer dan eens overnachten met en tussen de dieren op een stuk braakland aan de rand van een bos. Om maar te zeggen dat de jonge Bostyn vaak meer koeien dan mensen zag in die periode. Het zal zijn karakter en temperament voor altijd tekenen. Pol Bostyn werd een harde, vereenzaamde en bij wijlen bittere mens. Hij verstond zich soms beter met de beesten dan met de mensen.

In het vlas

Voor de kost zat Pol Bostyn in het vlas, als marchand. Hij kocht vlas op bij de boeren en verkocht en verscheepte het naar de verwerkende industrie. De vlasnijverheid heeft gouden jaren gekend aan de Leie maar er waren ook ander tijden, na 7 vette kwamen vaak 7 magere jaren. Denken dat Bostyn van het vlas "smoorrijk" werd - zoals ze dat in Moorslede zouden zeggen - is er helemaal naast. Bij slechte seizoenen zagen de Bostyns zelfs soms zwarte sneeuw, maar daar komen we nog op terug.
En bovendien, Pol Bostyn werkte niet graag. Niet dat hij lui was, maar hij zat liever bij zijn duiven dan in zijn hangar. En voor die duiven was niets hem te veel. Maar werken, daar had hij een broertje aan dood. Wat hij wel graag deed dat was na de markt een pot gaan pakken met zijn collega's vlasboeren en dito marchands. En daar waren mannen bij die luisterden naar de naam Aloïs Stichelbaut, Daniel Labeeuw, Rudolf Verhoeve, Marcel Derumeaux (zoon van Alfons) en dan begrijp je al meteen dat er meer over duiven 'geklapt' werd dan over vlas. Zelfs Vervisch en Vanbruaene floreerden een tijd in het vlasmilieu. Wie ook bij dat clubje hoorde was Adiel Talpe, geen vlasser maar tabakshandelaar in Dadizele. Talpe was ook een duivenman en bij hem haalde Bostyn zijn eerste goede duiven. Enkele duiven van Talpe die bij Bostyn zorgden voor de eerste successen, waren
• De Kleine '32 uit een kruising Vincent Mariën x Julien Matthys, Vichte
• De Wittekele '30, uit de Bordeaux van Guske Verstraete (Balgerhoeke) x Angoulêmeduivin van Alfons De Coninck
• Blauwe duivin van Plouvier (Moeskroen), origine Commine, Vincent Mariën en Theo Vandevelde

Beginjaren

Bostyn was geen duivenmelker van huis uit. Hij zette zijn eerste stappen in het duivenwereldje in 1932. Dat was ook het jaar dat hij trouwde met Julia Rosseel. Hij was toen 23 jaar.
In die tijd was de Leie nog de "Golden River" - de naam die de Engelsen eraan gaven - omwille van de vele duizenden tonnen vlas die er "geroot" werden. En dat roten mag je vrijwel letterlijk nemen als "rotten". Het vlas werd in het traag vloeiende water van de Leie gestapeld tot de buitenste bast wegteerde en de vlasvezels gemakkelijker vrij kwamen. Na talrijke bewerkingen - boten, repelen, roten, brakelen, zwingelen en hekelen - werden de vezels gesponnen en verwerkt tot het kostbare lijnwaad. Het linnen van de Leiestreek genoot wereldwijd een uitstekende reputatie. In de beste jaren werd jaarlijks tot 120 000 ton vlas verwerkt aan de Leie, wat werkgelegenheid bood aan duizenden mensen. De "Golden" River duidde dus niet enkel op de goudgele kleur van het rot(t)ende vlas, maar ook op de welvaart die de vlasnijverheid met zich bracht.
Daarna kwam er steeds meer concurrentie van industriële warmwaterroterijen en niet te vergeten van het overzeese katoen en van de kunststofvezels. De steeds strenger wordende milieuwetgeving gaf finaal de genadestoot door het roten in open lucht volledig te verbieden. De Leie werd terug een gewone rivier.
Maar we zouden het hebben over duiven...
Met de duiven van zijn vrienden én hun goede raad, kwam Bostyn zich al snel vestigen tussen de betere liefhebbers. En dat hij het meende met de duivensport bleek in 1936. Toen werd immers "De Westvlaamse Vereniging" opgericht onder impuls van Gaston Glorieux, Leopold Lamote, Wilfried Staes en... Leopold Bostyn. Hij was pas 4 jaar liefhebber.

Daladier

Tot 1950 bleven vooral de duiven van Talpe de dienst uitmaken, zij het gekruist met andere West-Vlaamse fondrassen. Want het moet gezegd, Bostyn had het rap gezien op de kortere vluchten. Hij zou fondspeler worden, dat was meer zijn natuur. Duiven die hij met succes inkruiste kwamen onder andere van Moermans (Beveren-Roeselare). Uit die combinatie kwam een van de eerste bekende duiven van Bostyn voort: de Daladier (3345463-39). Vader van de Daladier was de Eeuwige Tweede en die kwam uit de Kleine van Talpe x de Plouvierduivin. Moeder van Daladier was uit een duiver Michel Moermans x een duivin van Talpe.
Daladier had zijn naam van de toenmalige Franse premier en minister van oorlog Edouard Daladier. En Bostyn bleef toch nog een beetje een halve Fransman.

Stichelbaut

Beroepshalve kende Bostyn Aloïs Stichelbaut al vanaf begin de dertiger jaren. Het kon dus niet anders of er kwamen ook duiven van Lauwe naar Moorslede, en niet van de minste. Het meeste succes had Bostyn met zijn Jonge Bleke, een zoon uit de Bleke van Stichelbaut x zijn moeder, het Oud zwart of Bordeauxtje. Die Bleke won voor Stichelbaut 15 keer in de tien eersten van Angoulême en Bordeaux. De Jonge Bleke was een oorlogsduif en heeft nooit afgevlogen. Bostyn zette hem tegen zijn beste duivinnen en dat waren Talpes of halve Talpes. Uit die kruising kwamen diverse cracks, zoals de Bolle (194261-44) en de Kleinen. De Bolle was van '44 en heeft 6 jaar gevlogen als de beste. De moeder van de Bolle kwam uit de Daladier met nog een kleindochter van de Jules César van Bricoux. De Bolle vloog onder andere 3 nat. Libourne, 4 prov. Barcelona, 8 prov. Poitiers, 22 nat. Saint-Vincent, 2 nat. Pau. Maar die Pau, dat was een verhaal apart en dat komt er zo aan.

Cattrysse

Bostyn had naast zijn Stichelbauts en Talpes ook duiven van b.v. Tremmery van Oudenburg, van Charles Vander Espt en van Cattrysse. Hij was goed bevriend met de gebroeders uit Moere en in 1947 en 1948 werd er samen gekweekt tot beider profijt. Zo ging er bijvoorbeeld soort van de Daladier naar Moere en werd er samen gekweekt uit de Dulle (=felle) Blauwen (4 nat. Pau, 13 nat. Libourne). Met een zus van de 45 gaf die in Moere de Pol 3535429-51, vader van hun Bismarck en Blauwentik Barcelona. Een andere zus van de 45 kwam tegen een zoon van de Daladier en hieruit kwam o.a. de moeder van de 87 bij Cattrysse. De oude Daladier zelf werd gekoppeld aan een dochter van een zus 45. Hieruit kreeg Bostyn zijn Oscar en zijn nestzus.
Door een samenloop van omstandigheden zullen de Cattrysses niet hun echte waarde kunnen bewijzen in Moorslede. In Moere echter brachten de Stichelbauts van Pol Bostyn zeker een toegevoegde waarde aan de ingeteelde stam.
Maar eerst het Pauverhaal...

De eerste stunt

In 1950 had Bostyn 6 duiven mee naar Pau. Ze zaten in bloedvorm en zorgden voor een nooit meer geëvenaarde stunt...
We citeren Piet de Weerd:

"Pau 1950: 1, 2, 3, 4, 34 en 110 nationaal in de Entente Belge. De Pol had slechts zes duiven mee en zijn eerste getekende kwam bloedend door een schotwond en zonder staart thuis (34e), zodat de uitslag voor hetzelfde geld nóg beter had kunnen zijn. Het jaar daarvoor immers had de „Zieke" nog de 8e nationaal St. Vincent gewonnen."

De eerste nationaal was voor de Sjarel, een halve Charles Vander Espt. De Kleinen was 2de en Bolle was 3de, 2 zonen van de Jonge Bleke van Aloïs Stichelbaut. Stichelbaut maakte het zelf niet meer mee, want die was kort na de oorlog, in '46, overleden. Nummer 4 op de nationale uitslag was de Dulle Blauwen, 194290-44.
Nu zou je gaan denken dat Bostyn definitief op het paard zat, maar niets is minder waar...

De commerce zat op zijn gat...

Bostyn vertelde niet graag over die tweede zwarte periode in zijn leven. En als hij het wel deed bij zijn vertrouwelingen, dan vatte hij dat nuchter samen in die ene zin: "De commerce zat helegans op zijn gat..." Dat was een andere manier om te zeggen dat hij eigenlijk zo goed als failliet ging in die periode. Hij moest zijn villa op de Breulstraat verkopen, villa die hij in de goede jaren had kunnen bouwen en... hij moest zijn duiven verkopen. Niet willen maar moeten... Er is nooit veel over geschreven, maar Bostyn zat toen op alle vlakken aan de grond: huis kwijt en duiven kwijt. Er werd een noodwoning gebouwd in een deel van de hangar aan de Sparrestraat. Eigenlijk was de grote loods van Bostyn helemaal niet geschikt om erin te wonen: het was er altijd vochtig en bij momenten zelfs drassig. Ook toen hij er later een duivenkweekstal in maakte, was het milieu er verre van ideaal. De natuurbonk Bostyn werd er wel niet vrolijker van. Later werd voor de noodwoning een luchtige en gerieflijke veranda gebouwd en dat maakte de woning een stuk leefbaarder. Daar zullen Julia en Pol de rest van hun dagen slijten, in goede en kwade dagen zoals dat heet.

De nieuwe start

Bostyn was wel zijn duiven kwijt, maar hij hield toch voldoende goesting, knowhow en relaties over om ooit "terug te komen". Het heeft de nodige tijd geduurd, maar hij kwam terug...
Het is nogal logisch dat hij probeerde dezelfde rassen terug bijeen te krijgen waar hij vlak na de oorlog succes mee had. Zo kwamen de Stichelbauts terug maar nu via Descamps-Van Hasten, Labeeuw en andere erfgenamen. Bostyn was niet gediend met tweede keus en zo kwam er bv. van DVH een zoon van de Ware Ijzeren. Hij noemde hem ook zijn Ijzeren, ring 3405474-63. Die Ijzeren (ook Ijzeren Kennedy genoemd - hij was immers van 1963...) werd trouwens een belangrijke kweker in Moorslede, vader van o.a. de Pasport 3296047-67 en grootvader van de Saint-Vincent, de Capi, de Mustang. Een andere Stichelbaut die Bostyn bijhaalde, was een dochter van de Goede Blauwe Sproete, 1ste nat. Libourne voor Labeeuw.
Nog een voorbeeld van de succesvolle inbreng van de Stichelbauts was de 3180023-69, de Ruffec, goed voor o.a. 1 nat. Ruffec 2099 d. en 6 nat. Cahors van 4109 d. Over zijn afstamming bestaan twee totaal uiteenlopende versies, waarin de enige constante is dat er Cattrysse en Stichelbaut in zat... Mogelijks was hij een kleinzoon van de Draaier van Cattrysse.
Een feit is dat de kolonie Bostyn in die periode doorspekt was met "Remi's" "Kennedy's" en nog andere "Cendrés" en "Ijzeren". Dat was niet zo verwonderlijk, want Bostyn haalde er in de loop der jaren minstens 20 bij Descamps-Van Hasten.
Bij de gebr. Cattrysse en na het overlijden van Oscar in '64 bij Gerard Cattrysse en bij Maurice Beuselinck probeerde hij zijn eigen oude soort terug te halen o.a. via de lijn van de 87 en van de Blauwentik Barcelona. Bij Oscar Devriendt haalde hij de soort van de Zwartenband, met minder was hij niet tevreden... En de Karelsoort van Vander Espt ten slotte haalde hij via Germain Van Landeghem uit Deinze die ze rechtstreeks had.
En beetje bij beetje timmerde Bostyn weer aan de weg en creëerde opnieuw een taaie fondsoort. En tegen 1963 scheen er weer een beetje licht aan het einde van de tunnel.

Benoni

Het is meer dan 50 jaar geleden dat ene Benoni Beheyt het aandurfde om keizer Rik Van Looy te kloppen in de sprint voor de wereldtitel 1963. Dat was nochtans tegen alle afspraken: alle Belgen zouden immers samenwerken om Rik Van Looy aan zijn derde wereldtitel te helpen. Maar Beheyt, die de sprint moest aantrekken voor Van Looy, voelde dat hij zelf kon winnen en ging door tot de meet... en de hele wereld zag met verbazing hoe de knecht de meester trotseerde. Het heeft hem evenwel zuur opgebroken, want Van Looy sprak een banvloek uit en drie jaar later verliet Benoni Beheyt - uitgespuwd en moe getergd - het profcircuit.
Maar we willen het hier hebben over een andere - minstens even bekende - Benoni, die van Pol Bostyn.
De ouders van de Benoni, 3278268-63, waren een puur toevalskoppel. Ze zaten zelfs niet eens op het kweekhok. Zijn vader was een jaarling, de Schonen Blauwen (3299581-62) uit de Cendré Périgueux ook wel de Oude Devriendt genoemd.
Over die Oude Devriendt lopen de verhalen uiteen: in het ene - wellicht opgesmukte - verhaal gaat het om een zoon van de Zwartenband. De Zwartenband was van 1947 en de Oude Devriendt van 1959... het kan, maar de tweede versie dat het om een ingeteelde kleinzoon van diezelfde Zwartenband ging is wellicht een stuk aannemelijker. Maar het doet er niet toe: de superieure bloedlijn was er alleszins en dat zal ook blijken uit de prestaties van de nakomelingen.
Moeder van de Schonen Blauwen was een zus van de "87" van Cattrysse, en dat waren kleinkinderen (of achterkleinkinderen) van de Daladier van Bostyn. Vandaar.
De duivin van de Schonen Blauwen - en dus moeder van de Benoni - was ook geen verkeerde, want de reeds vermelde dochter van de 1ste nat. Libourne van Labeeuw, Stichelbaut dus van de bovenste plank. Die Libourne zat dan weer tegen een kleindochter van de 1ste nat. Pau van Bostyn, zijnde de Sjarel (halve Vander Espt).

Aan een zijden draadje

En nu komen we terug op de titel van dit verhaal... Want inderdaad de hele duivencarrière en wereldwijde roem van Pol Bostyn heeft aan een zijden draadje gehangen.
Het verhaal gaat als volgt:
Toen in 1963 de jonge 268-63 (hij heette nog geen Benoni, nemen we aan) voor de tweede opeenvolgende week als eerste duif arriveerde bij Bostyn, vroeg die aan zijn getrouwen "Wa voor een duuve dat da was...?" Zijn trouwe letters kenden de duiven soms beter dan Bostyn zelf, maar nu moest er toch iemand in het jaarboek gaan kijken. Bostyn, of liever Julia, hield immers de hele duivenadministratie netjes en overzichtelijk bij in agenda's, één per jaar.
En toen viel de pijnlijke boodschap: "Die jonge blauwe komt uit dat zomerjong, die schone blauwe jaarling die van Dourdan achter gebleven is bij het invliegen..."
Bostyn vloekt een keer... en nog een keer... en nog een keer... "'t Moe were wel passen..." was alles wat hij zei. En hij grommelde binnensmonds nog een paar ketterijen. Iedereen zweeg, want op zo een moment kon je Bostyn maar beter gerust laten...
Het was niet zonder reden dat Bostyn ongelukkig was, want die jonge 268 - de latere Benoni dus - won zomaar vanop zijn plankje de 2de van Clermont en de 1ste van Dourdan...
"'t Moe were wel passen..." betekent vrij vertaald: "het zal mij maar weer overkomen". Dat was eigenlijk de samenvatting van wat er onderhuids allemaal leefde in de mens Bostyn. Het leek wel of hij geen geluk mocht kennen. En toch...
Het was op een heldere najaarsdag dat er plots een duif viel op de nok van de loods... een blauwe dan nog wel. Na veel mooie woorden en na veel aarzelen kwam de blauwe binnen. Bostyn kon het haast niet geloven, toen hij de duif vastpakte: de Schonen Blauwen was terug.
En dat was, beste lezer, een keerpunt in zijn duivenloopbaan. Vanaf die heuglijke dag zal de carrière van duivenmaestro Pol Bostyn voor minstens 10 jaar als een komeet de hoogte inschieten. De Schonen Blauwen werd immers op de kweek gezet met zijn Labeeuwduivin en er is eigenlijk geen enkele slechte uit gekomen...
Luc Sioen, destijds dorpsgenoot en goed thuis bij Bostyn, vat het als volgt samen: "Als de Schonen Blauwen niet was teruggekomen, dan was Bostyn maar de helft geweest van wat hij geworden is en misschien was de goegemeente hem nu al lang vergeten... " En als je inderdaad kijkt naar het grote palmares van Bostyn, dan merk je dat hij na zijn verkoop van 1950 twintig jaar moet wachten op nog een grote overwinning en dat was de 1ste internationaal uit Pau, gevlogen door Benoni. Na de ontdekking van het fameuze kweekkoppel rijgt Bostyn echter de nationale overwinningen aan elkaar... Pau, Ruffec, Biarritz, Narbonne, Argenton, Brive, Saint-Vincent... alsof het niks was. Naast 2de plaatsen uit Tulle, Saint-Vincent, Cahors, Limoges... en we vergeten er zeker.

De Slappen

Bostyn had nog een dochter (kan ook een kleindochter geweest zijn) van de Oude Devriendt alias de Cendré Périgueux. Gezien de successen met de Schonen Blauwen ging hij ook maar kweken uit die asgrauwe duivin. Met een duiver van Stichelbautorigine kweekte hij er de Slappen uit, ring 3180119-69. In tegenstelling tot wat de lezer zou kunnen denken betekent zijn naam (in het Vlaams van Bostyn) niet dat hij niet sterk genoeg was, wel dat hij heel soepel en elastisch was. Dat hij een inderdaad een taaie fondvlieger was, bewees hij door het winnen van
1 internat. Pau 1682 d.
10 nat. St-Vincent 2765 d.
Maar even terug naar Benoni en naar zijn ouders, de Schonen Blauwen en zijn duivin...

Het kweekkoppel

De Benoni was een puur natuurtalent en vleugelde in zijn carrière een geweldig palmares bijeen, om zijn loopbaan te bekronen - op 7-jarige leeftijd nota bene - met de vermelde 1ste internationaal Pau...
Hij vloog daarvóór:
8 nat. Limoges
9 nat. Périgueux
35 nat. Brive
35 nat. Saint-Vincent
50 nat. Montauban
62 nat. Périgueux enz.
In totaal 10 keer top 100 nationaal waarvan 3 keer top 10...
Maar Benoni was zoals gezegd niet de enige topper in zijn familie...
Uit het kweekkoppel Schonen Blauwen x Dochter Libourne zijn minstens 20 duiven bekend die de annalen ingegaan zijn als topvlieger of topkweker, bij Bostyn en ook bij derden. Ze luisteren naar namen als de Jonge Benoni, de Eddy (het moet niet altijd Merckx zijn), de Adjudant, de Mao, de Roger, De 123, de Jerome, de moeder To Be, de moeder Pasport, de moeder 030, de Dikken, de Tarzan Cendré enz...
En ze konden het ook bij derden. Om er één voorbeeld uit te pikken: Julien Nibus (toen nog Soumagne), die overal van het beste ging halen, haalde zijn d'Artagnan, 3017574-77, rechtstreeks bij Bostyn, uit een zus van de Benoni.. Deze d'Artagnan vloog in 1979 1 nat. Argenton. Zijn vader was een directe van Matterne
Als iemand een wereldkoppel ontdekt, dan weet de wereld dat ook snel en dus wilde iedereen de soort van de Benoni. Bostyn moest zijn kweekinstallatie uitbreiden en eindelijk ging het hem financieel wat voor de wind: met hele bussen kwamen de bezoekers en kopers, uit alle hoeken van de wereld. Maar Bostyn bleef er dezelfde bij: door het leven gehard, was hij niet geneigd om plots erg sociaal te zijn of zich als grote mensenvriend voor te doen. Het begrip klantvriendelijkheid stond niet in zijn woordenboek. Eigenlijk was hij liefst gerust gelaten, maar ja, als je van de verkoop van de duiven moet leven, kun je toch maar beter wat vriendelijk zijn tegen de mensen. Maar zo zat Bostyn niet in elkaar... als je een verkeerd woord zei of hem durfde tegenspreken, stond je voor je het wist op straat... als het moest met enig verbaal geweld. "Neen, het was geen gemakkelijke" getuigen zijn vrienden van toen.

De Chico

"¡Qué chico bellísimo!" riep een Spaanse bezoeker uit toen hij de jonge blauwe duiver 3400228-74 in handen kreeg. "Wat een schitterende kerel!" Die chico bellísimo had zopas de 1ste nationaal gewonnen van Argenton. "Bellísimo" vond Bostyn te moeilijk, maar Chico als naam zag hij wel zitten en het klonk nog "chic" ook. En het is Chico gebleven. De wonderknaap had een naam.
Was de Benoni een uitzonderlijke duif, de Chico was zo mogelijk nog een tikkel beter. Hij vloog in 1976 2 nat. Tulle en 1 nat. Argenton. Tulle verloor hij op 2 cm doordat hij even gestoord werd bij het binnenkomen door een andere duif. Dat moesten dus 2 nationale overwinningen zijn, of liever 3, want in 1978 zette hij de situatie helemaal recht door de 1ste nationaal Brive te vliegen tegen 5571 duiven.
De gebr. Decroix van Rumbeke kochten er een kleindochter van en kweekten er hun Geschelpte Chico uit en die won voor Noël en Aimé de 1ste nationaal Cahors tegen 5222 duiven. Dat was in 1983. Zijn vader was ook een halve Bostyn uit de Pasportlijn, dus ook Benonibloed.
Chico werd naderhand voor een klein fortuin verkocht aan Robert Venus, waar hij in het edele gezelschap kwam van de Supercrack Gruson, de Elvis, Witslager Desender, De Trommelenduivin en nog zo van die wonderduiven.
Maar we hebben nog niet gezegd waaruit de Chico kwam. Chico was eigenlijk een ingeteelde Benoni: uit een zoon van de Benoni tegen een dochter van een Zuster Benoni. Die zoon Benoni was feitelijk gereserveerd voor de kweek, werd dan toch opgeleerd als 3-jaarse en vloog meteen 2 nat. Limoges. Dus toch naar het kweekhok, want hij had duidelijk de goede genen van Benoni geërfd...

Duquesnoy

Op zoek naar kruisingsmateriaal had Pol Bostyn zijn gedachten gezet op de duiven van Duquesnoy-Broutin uit het Franse Neuville-en-Ferrain (vlak over de grens, nog voor Tourcoing). Duquesnoy was in West-Vlaanderen gekend omdat hij in de interlands (groot woord voor een samenspel tussen de Vlaanders en de Franse grensstreek) hard durfde uithalen en de Vlaamse tenoren het vuur aan de schenen durfde te leggen. Zoals zoveel streekgenoten in "Toerkonje" sprak Duquesnoy nog een mondje Vlaams. Zijn beroemdste duif was De Méchanten, F068154-62, die eens 20 minuten vooruit vloog uit Limoges op zo een franco-belge. Bij andere gelegenheden won Duquesnoy een "interland" Blois met 15 min. vooruit, Angoulême met 10 minuten vooruit. Een paar jaar later werden de duiven van Duquesnoy totaal verkocht. Bostyn was daar en kocht er 5 duiven. Uit één van die duiven, de F611206-64 of Geschelpte Duquesnoy - volgens de verkooplijst van Duquesnoy een bewezen "gouden" kweker - kweekte hij o.a. zijn To-Be, 1 interprov. Angoulême. Moeder van To-Be was het Kleinkopje, een zus Benoni. Zij was ook moeder van de Coppi, 3 en 8 nat. Cahors...
Voor de volledigheid moeten we nog vermelden dat Bostyn zijn Duquesnoys ook deels had via zijn vriend Vervisch.
Ook de moeder van Chico was gekweekt uit een pure Duquesnoy. Die duiver, de Blois met ring 3168312-68, door Bostyn gekweekt uit twee directe Duquesnoys, had het gepresteerd om als jonge duif de 1ste provinciaal te winnen uit Blois. Tegen een zus Benoni gaf hij o.a. de Siboer (3282563-72 met o.a. 10 nat. Cahors en 25 nat. Montauban) en, zoals zojuist vermeld, de moeder van Chico.
Bostyn had nog een andere waardevolle kweker uit zijn Duquesnoys, namelijk de Donkere Witpen, 3168326-68. Deze werd onder meer vader van de fameuze "030" (3335030-71), 1 nat. Narbonne en 26 nat. Montauban. Moeder was - hoe kan het anders - weeral een zus van de Benoni.

Nog het superkoppel

Het bloed van dat superieure koppel was werkelijk dominant. Zo was daar bijvoorbeeld nog de Mustang, 3400277-74. Deze was net als de Chico ingeteeld naar het superkoppel. Vader was een broer van de Pasport (en dus uit een zus van de Benoni) en moeder was een dochter van de Benoni himself. Een beetje het spiegelbeeld van de stamboom van de Chico dus. De Mustang was ook een topper maar dan van een stuk verder:
1976: 670 nat. Barcelona 5728 d.; 1036 internat. 11116 d.
1977: 18 nat. Barcelona 5820 d.; 24 internat. 10502 d.
1978: 57 nat. Barcelona 6147 d.; 90 internat. 11131 d.
En dan was er nog de Adjudant, een directe uit het koppel en dus broer Benoni, die op 2 weken tijd 1 en 3 interprovinciaal wint uit Angoulême, telkens tegen een 600-tal duiven.
Nog een broer van Benoni was de "123", voluit 3321123-68. Hij vloog zelf 2 nat. Saint-Vincent en werd vader van de 1e nat. Saint Vincent. En zo gaat dat maar door...
Uit deze fragmentarische opsomming en uit het schema blijkt overduidelijk dat Bostyn met de - teruggekeerde - Schonen Blauwen en zijn halve Stichelbautduivin op een goudader was gestoten.
Bostyn was een vakman
Bostyn was een heel bekwame vakman, dat was de mening van niemand minder dan Piet de Weerd. En het respect was wederzijds. Piet de Weerd kwam graag bij Bostyn, één van de weinigen waarvan hij vond dat hij wat kon leren. Bostyn zegde overigens zonder omwegen dat PdW de techniek om duiven en vooral duivenspieren te manipuleren en te keuren van hem had. Bij ons weten heeft Piet de Weerd dat nooit tegengesproken. Vrienden die bij Bostyn goed thuis waren bevestigen overigens dat Bostyn als geen ander een duif kon beoordelen op haar vlieg- en recuperatievermogen. Hij durfde zelfs een goede vlieger afdanken als hij voelde dat het afgelopen was, dat hij opgebrand of versleten was...
Of een duif slimmer is dan de rest kun je er natuurlijk niet aan voelen, maar ook daar was Bostyn een crack in: ooit haalde hij bij Marc Roosens de Foreu uit een lot duiven in een volière... gewoon door observatie. Op de vraag wat hij eraan zag, vroeg hij verbouwereerd: "Zien jullie dat dan niet dat die duif veel slimmer is dan de rest? Wij staan hier als wildvreemden voor de volière en het enige wat al die duiven doen is rondkijken langs waar ze desgevallend kunnen vluchten. Alleen die éne duif blijft ons de hele tijd observeren met een blik van 'wie zijn dat nu weer?'. Dat is een slimme duif, ge moet er niet aan twijfelen." Bij Cobut haalde hij dezelfde krachttoer uit en vroeg om een bepaalde duivin te kopen die hij in de volière zag zitten. Hij bood er zelfs een pak geld voor. Maar ze was niet te koop, want Cobuts beste kweekduivin. Wie zei daar ook weer dat niemand wat van een duif kent?

Hoe groot was Bostyn?

Er is merkwaardig genoeg weinig gestructureerde info beschikbaar over de duiven van Bostyn. Na 1970 verkocht hij nochtans af en toe een ronde late jongen. Maar verkooplijsten waren toen vaak minimalistisch en erg karig met ringnummers en afstammingen. Bovendien bulken ze vaak van de dubbelzinnigheden en fouten die van verkoop naar verkoop gekopieerd werden. Afstammingen werden ook vaak opgesmukt - bv. door een generatie te vergeten... De verkooplijst van de totale verkoop spant op dat vlak de kroon. Daar wordt bv. een Barcelonaduif van Bostyn schaamteloos gepromoveerd tot nationale winnaar. Bostyn heeft wel veel gewonnen, maar nooit Barcelona...
Mogen we Bostyn rangschikken in het rijtje van Cattrysse, Devriendt, Vandevelde en andere Vander Espts? Als vakman wel, denken we. Om een kweekkoppel te ontdekken moet je een dosis geluk hebben, maar om er zo een reeks kampioenen uit te puren, ook in tweede generatie, moet je het vak beheersen. En dat deed Bostyn wel. Heeft Bostyn hokken gemaakt zoals de zopas genoemde coryfeeën? Eigenlijk niet. Er werd wel links en rechts gelukt met duiven van Bostyn, maar grosso modo waren ze niet kweekvast genoeg om er een hok op te bouwen. Overigens was de soort bij Bostyn zelf naar het einde toe ver uitgekweekt.... Hij teerde nog wel op de roem van de 70-er jaren en probeerde terug te komen met duiven van o.a. Jos Carlens, Miel Matterne, Noël Peiren, Julien Matthys, Marc Roosens, Johan Callebert, Carlos Noyez en zelfs gebr. Janssen (via Descheemaecker). Maar het liedje van Pol Bostyn, nu samen spelend met zijn kleinzoon onder de naam "Leopold en Paul Bostyn", leek uitgezongen... Omwille van de commerce liet hij zich verleiden om veel meer duiven te houden dan hij aankon. En... zonder respectloos te willen zijn, mogen we ook stellen dat Pol Bostyn zelf vóór zijn tijd "versleten" was. Hij wilde nog wel, maar het ging hem niet meer zo goed af. De gezondheid wilde niet meer mee en de "ijver" was weg.

Zonder vrienden kan ik niet...

Bostyn had een kleine kring van intimi die niets verkeerd konden doen: hij leerde hun de knepen van het vak, ze konden duiven krijgen, ze waren altijd welkom... Maar het kringetje werd steeds kleiner. Zijn humeurige karakter speelde hem immers meer dan eens parten. Zelfs zijn goede vrienden van weleer, Gerard Cattrysse, Maurice Beuselinck, Norbert Norman en met hen nog talrijke andere kampioenen, vielen vroeg of laat in ongenade bij Pol Bostyn. Je kon het bij Bostyn maar één keer bederven en daarna was er geen weg terug...
Maar deze stugge houding zou hem op de duur zuur opbreken: hij blies immers alle bruggen op met de kampioenen die hem door samenkweek of uitwisseling aan de nodige bloedverversing konden helpen. Bostyn werd van armoe een familiekweker.

De blanke pit

"Was Bostyn dan zo een onmogelijke mens?" zou je je kunnen afvragen bij het lezen van dit onverbloemde portret... "Natuurlijk niet. Maar Bostyn kon vooral geen komedie spelen, had weinig zin in compromissen en kon helemaal niet om met schone schijn of leugens. Hij was recht voor de raap, is het minste wat je kunt zeggen. Maar Bostyn was vooral een gekwelde ziel, gehard door het leven en vooral ook niet gespaard door het leven. Door zijn omgang met dieren vanaf zijn prilste jeugd, had hij een soort zesde zintuig ontwikkeld waarmee hij mensen heel snel aanvoelde - of moeten we zeggen doorhad... Als je niet kwam voor de 'mens' Bostyn en alleen maar om te vleien of om er enig voordeel weg te halen, dan liet hij dat zonder omwegen merken. Maar als je hem kon nemen zoals hij was, "om" wat hij was, dan kon je niets verkeerds doen...
De spreekwoordelijke ruwe bolster rond een blanke pit dus. Want Pol Bostyn had zijn gevoelige kant. Zo zou je nooit vergeefs een beroep op hem doen als het voor het goede doel was: voor de minder bedeelden, voor de verlaten of verwaarloosde kinderen, voor mensen met een beperking. Dan kwam de echte Bostyn in hem boven. Dan was niets hem te veel.
Laten we dat vooral onthouden van Polle Bostyn... en dat hij in zijn beste jaren een ongelooflijke kampioen was met de duiven. Dat ook.

Nawoord

Pol Bostyn overleed op 21 juni 1985. Hij Werd 76 jaar. Was het wel toeval dat hij hiervoor de dag uitkoos van zijn lievelingsvlucht Pau? We zullen het nooit weten.

 Nationale toppers bij Pol Bostyn

(fragmentarische lijst)

 

1950: 1, 2, 3, 4, 34 nat. Pau

1 = Charel (50% Vander Espt)
2 = Kleine
3 = Bolle
4 = Dulle Blauwen
34 = Zieken
1970: 1, 3 nat. Pau
1 = Benoni
3 = Pasport
1970: 7, 11 internat. San Sebastian
1971: 1 nat. Ruffec 2099 d. met de Ruffec
1971: 3 nat. Saint-Vincent
1972: 1 internat. Biarritz met de Cahors
1972: 9 nat. Pau
1972: 6 nat. Tulle
1972: 7 nat. Limoges
1973: 1, 2, 5 nat. St-Vincent 2765 d., met vader en zoon voorop
1 = de Saint-Vincent 3335194-71
2 = de 123, broer Benoni (vader van de Saint-Vincent, 194-71)
de Slappen (ook 1 int. Pau 1974)
1973: 3, 11 nat. Pau met als nr 3. de Cahors (1 int. Biarritz)
1973: 6 nat. Cahors
1974: 1 internat. Pau Slappen
1974: 2 nat. Limoges 4500 d. met Benoni II
1974: 9 nat. Bordeaux
1975: 2 nat. Cahors 2825 d. met Bill
1975: 9 nat. Saint-Vincent
1976: 1 internat. Narbonne met de "030"
1976: 2 nat. Tulle Chico
1976: 1 nat. Argenton Chico
1976: 7 nat. Pau
1977: 8 nat. Cahors met Coppi
1977: 6 nat. Montauban
1977 1 interprov. Angoulême
1978: 1 nat. Brive Chico

 

 


Pol Bostyn zoals hij op het rouwprentje stond afgebeeld.
Zijn leven ging niet altijd over rozen


Antieke beestenwagen, waarmee het vee naar de slachthuizen werd vervoerd.
Dat er in oorlogstijd ook mensen mee weggevoerd werden, overstijgt onze verbeelding.

 


De duif waar bij Bostyn alles om draaide: de Benoni.
Hij kwam uit een wonderkoppel waaruit in eerste en tweede generatie een tiental nationale winnaars kwamen.


De Chico, 3400228-74, ingeteelde kleinzoon van de Benoni.
Tweemaal 1 nationaal en het hadden er 3 kunnen zijn.
2 nat. Tulle
1 nat. Argenton
1 nat. Brive

 


De hokken op het erf in Moorslede. Met zijn Benonisoort pakte Bostyn er in zijn beste jaren de ene nationale triomf na de andere...