fbpx

Aloïs Stichelbaut

De mythe van het pure ras

Geen enkel postduivenras is zó lang zó zuiver bewaard gebleven na de dood van zijn stichter als de soort van Aloïs Stichelbaut uit Lauwe.
Tot de eeuwwisseling was het relatief gemakkelijk om “pure” Stichelbauts te vinden... en je had nog een reële kans dat er kweek in zat ook. Misschien vind je ze zelfs vandaag nog. Eigenlijk een zeer merkwaardig gegeven aangezien Aloïs Stichelbaut al sinds 1946 niet meer onder ons is...
Even ter vergelijking: Jan Aarden stierf in 1962 ... en als je in 1990 durfde zeggen dat je nog de pure Aardens had, dan lachte iedereen je uit. Niet zo met Stichelbaut. Die naam wordt tot op vandaag met eerbied uitgesproken. Is er een verklaring? Misschien wel. De naam Aarden en die van al zijn schatbewaarders rook al heel snel en heel fel naar commerce en volksverlakkerij, de naam Stichelbaut daarentegen dat was een mythe, dat was - samen met Cattrysse - de echte goede oude soort, de trotse erfenis van de oude Flandriens.

Golden River

"Tussen Kortrijk en Lauwe: Blanche en zijn peird." zingt Willem Vermandere, zelf een geboren Lauwenaar. Maar als duivenmelkers de naam Lauwe horen, dan denken ze niet aan Vermandere en nog minder aan boer Blanche. Lauwe, dat is immers Stichelbaut; Lauwe, dat is Vanbruaene...
Lauwe, vandaag deelgemeente van Menen, ligt genesteld aan de oever van de Leie, de Gouden Rivier. De Leie kreeg die vleiende en veelbelovende naam door de bloeiende vlasindustrie in haar stroomgebied vanaf de Franse grens tot Deinze. De vlas- en lijnwaadindustrie bracht er in de eerste helft van de vorige eeuw een ongekende welvaart. De Leie was een belangrijke medespeler in die bloei omdat deze traag stromende, kalkarme en ijzerarme rivier het ideale milieu bleek om vlas te "roten", dit is te laten weken om daarna de bast makkelijker te kunnen verwijderen. Jaarlijks werd zo een 100.000 ton vlas geroot in de Leie. Sinds 1942 is dit om milieuredenen verboden en kreeg ook de vlas- en lijnwaadindustrie zware concurrentie van o.a. het katoen en daarna de kunststoffen.
Aloïs Stichelbaut zat in het vlas en de jonge Vanbruaene aanvankelijk ook. Bostyn en Labeeuw verdienden goed hun boterham met het goud van de Leie, Derumeaux had als bijnaam Roters en ook Jozef Vervisch begon als vlasser.

Aloïs Stichelbaut

Aloïs Stichelbaut was overigens een hele goede vriend van collega Pol Bostyn uit Moorslede. Ze wisselden reeds duiven uit in de jaren 1930. In de periode 1930 tot 1940 stond Stichelbaut immers aan de absolute top in de Vlaanders en dit over de hele vluchtlijn van 150 tot 800 km! Daarna kwam de wereldoorlog roet in het eten gooien. Stichelbaut kwam niet meer terug... tijdens de oorlog werd hij dodelijk ziek en zou zelfs de oorlog niet lang overleven.
Van Stichelbaut is eigenlijk niet zoveel geweten. Wel weten we dat hij nooit veel duiven hield en dat hij gemakkelijk de goede kweekte, veelal in inteelt, nauwe inteelt zelfs. In 1946 bezat hij welgeteld 30 duiven. Het was wel oorlog geweest, maar daar ging het niet om: als je superduiven hebt, moet je er niet zoveel houden, was zijn devies. Wij vergeten dat wel eens.
Het was nog de tijd dat zowat iedereen duiven hield, zo ook de twee broers van Aloïs, Remi en Emiel. Uiteraard hadden zij duiven van broer Aloïs, want dat waren de beste. Van de broers zal alleen de naam Remi Stichelbaut de tijd trotseren en wel door één belangrijke duif die hij bezorgde aan Michel Descamps, de zogenaamde Oude Remi (3026482-51), een pure van de soort van wijlen zijn broer Aloïs. Onder andere Michel en Gerard Vanhee en de familie Denys zouden er later hun profijt mee doen.
In 1945 gaat de gezondheid van Aloïs snel achteruit. Hij besluit zich van zijn duiven te ontdoen en plant met Daniël Labeeuw een totale verkoping in Kortrijk op 27 januari 1946. Labeeuw die kind aan huis is bij Stichelbaut en de duiven door en door kent, zal de bescheiden nomenclatuur opmaken. Het gaat tenslotte maar om 30 duiven. Stichelbaut die er nog stiekem op rekent dat hij zal genezen, besluit in extremis om toch nog 2 koppel duiven uit de verkoop te houden. In januari worden dus 15 doffers en 11 duivinnen verkocht. "Uitgevochten" mag je wel zeggen door al wat destijds naam had in de duivenwereld: Bostijn, Devriendt, Labeeuw, Van Temsche enz.
Na zijn dood werden de resterende 4 duiven verkocht op 15 december 1946 samen met de weinige jongen van dat jaar: 8 duiven in totaal.

Origines

Over de origine en opbouw van de stam kunnen we vrij kort zijn. Er is immers nauwelijks wat over geweten. In Suizende Vleugels (1954) beschrijft Piet de Weerd kort de basisduiven van Stichelbaut en deze informatie wordt daarna vrij gelijklopend verteld door de andere bronnen.
Beter kunnen ook wij niet doen...
In 1922 verkrijgt Stichelbaut twee duiven van wijlen zijn goede vriend Alfons Derumeaux uit Lauwe. Volgens Piet de Weerd was Derumeaux zelf nooit een hoogvlieger geweest, maar Stichelbaut kreeg er toch blijkbaar de goede soort vast. Goed ras kreeg hij blijkbaar ook van zijn nonkel Camiel Christiaens van Stasegem die hem o.a. een zoon van zijn Bordeauxvlieger bezorgde.
Niemand die eraan twijfelt dat Stichelbaut nog wel andere duiven had, maar dit zullen de eerste duiven geweest zijn die "het verschil" maakten.
In 1927 bekomt Aloïs een duif van de soort Vincent Mariën uit Merksem. De historie vertelt niet hoe of waar hij deze duif verkreeg. Het was in elk geval een soort die erg in trek was, want zowel Julien Matthys als Pol Bostijn hadden ook dat Mariënbloed in hun basisduiven.
Uit deze basisduiven kneedde Stichelbaut langzaam maar zeker een stabiele kern voor zijn mini topkolonie voor alle afstanden.
In 1930 verwerft hij nog de rassen Lagae x Blondeel via duiven van zijn vriend Vandecandelaere uit het nabije Wevelgem. Dat waren overwegend Vandeveldes. Naar verluidt zou het via de Blondeels zijn dat de zo typische bronzen schijn in de Stichelbautsoort kwam.

Wonderduif

En dan gebeurt het wonder. Uit die mix van basisduiven puurt Aloïs Stichelbaut in 1931 een wonderduifje: het zwart bronzé duivinnetje 3313677-31, later het "Oud Bordeauxtje" genaamd. Aan de bronzen schijn te oordelen mogen we er bijna van uitgaan dat minstens één van de ouders een Vandecandelaere (lees: Blondeel) was. Hij had die nog maar één jaar, dus er kunnen maar moeilijk veel generaties tussen gezeten hebben. En het brons dat kwam toch van de Blondeels.
Het Oud Bordeauxtje vloog kop van Clermont (150 km) tot Bordeaux (zowat 700 km). Op Clermont vloog ze zelfs lokaal de 1ste prijs. Van Orléans vliegt ze in de grote concoursen 4, 7, 30 en 44. Uit Bordeaux de 11e in Ieper. Maar haar geliefkoosde afstand was Angoulême: 3, 13, 15, 21, 27, 31 tegen de grote mensen. Ook vanuit Dourdan vloog ze raak met 8e en 13e. Een allround vlieger dus maar een nog veel beter kweekster. Zij is zonder een zweem van twijfel de ware stammoeder van het hele ras Stichelbaut.
Stichelbaut deed wat hij moest doen en ging er volop van kweken. Maar hij was niet gierig: ook zijn vrienden konden er wat van krijgen of kopen: Pol Bostyn, Marcel Desmet, Jules Matton, Maurice Van Temsche, Jules Vermaut en niet op zijn minst vlasmarchand en huisvriend Daniël Labeeuw.

Angstvallig

Op één of andere manier wist Stichelbaut dat hij nooit meer betere zou hebben en hij durfde nauwelijks nog vreemd bloed inbrengen. Dus ging hij intelen, en niet zomaar intelen, hij ging uiterst nauw intelen naar zijn gouden duivin: moeder x zoon, zoon x dochter. En het merkwaardige was dat die duiven niets gingen inboeten aan kwaliteit, integendeel. Er was ook afval bij, dat wel, maar dat hoort nu eenmaal bij het stelsel van zeer nauwe inteelt.
Stichelbaut paarde het Bordeauxtje met minstens 2 van haar eigen zonen. Een daarvan was de Goede Bleke, zelf een kampioen met o.a. 2e prov. Bordeaux (1e in Kortrijk), 6e prov. Ruffec (1e in Kortrijk), 14e prov. Ruffec (3e in Kortrijk), 27, 42 en 95 prov. Angoulême enz. Leopold Bostyn was er als de kippen bij om een jong vast te krijgen van die kampioen gekoppeld met zijn moeder, het Oud Bordeauxtje. Het werd zijn sterkweker de Jonge Bleke Stichelbaut. Deze gaf in Moorslede o.a. de fameuze Kleine, 2 nat. Pau, en de nog veel fameuzere Bolle met zijn 2 nat. Libourne en 3 nat. Pau. Zij waren er beiden bij toen stuntman Bostyn de 4 eerste nationaal won van Pau.
Een zus van deze Jonge Bleke ging naar Marcel Desmet en gaf er zijn absolute stamduif de Tammen, 3447829-48.
In zoverre het nog nodig was, was de reputatie van Stichelbaut gemaakt. Hij had op dat moment de beste. Voor versterking moest je in Lauwe aan de Statiestraat zijn.

De Opgeblazene

In 1936 kweekt Aloïs Stichelbaut een nieuw fenomeen uit zijn Oud Bordeauxtje: de Opgeblazene, 3117434-36. Hij kreeg zijn naam omdat hij eens van Tours thuiskwam als een opgepompte fietsband met de huid van zijn krop en nek helemaal opgespannen door een scheurtje in de luchtzakken.
Maar ook niet opgeblazen was de Opgeblazene een echt vliegmachien. Enkel al uit Angoulême wint hij 1, 2, 3, 3 en 4 in het groot spel in Menen of in Kortrijk. Provinciaal is dat goed voor 6e, 10e, 20e, 25e. Om af te ronden doet hij daar een 17e prov. Poitiers bij, 2e in Kortrijk. Dat alles op 2 seizoenen en dan werd hij in zijn elan gestuit door de oorlog...
Volgens Piet de Weerd was de Opgeblazene ook een product uit moeder en zoon, wat zou betekenen dat zijn vader, de "Schone geschelpte" ook een zoon van het Oud Bordeauxtje zou zijn. Het kan, maar we vinden er geen bevestiging van. Gallez schrijft immers dat de Schone Geschelpte voortkwam uit de samenkweek met de Bordeaux van Armand Declercq.
Vooral in tweede generatie bleek de Opgeblazene een excellente kweker. In de verkoping van 46 ging hij ondanks zijn leeftijd nog 42.000 frank. In die tijd was dat een fortuin, zeker voor een 10-jarige duif.

Bloedverversing

Maar Stichelbaut was realistisch genoeg om te weten dat je niet eindeloos kunt intelen, zeker niet in een beperkte kolonie van pakweg 30 duiven.
In 1933 kweekt Stichelbaut zoals reeds vermeld samen met het fameus Bordeauxvliegerke van plaatsgenoot Armand Declercq. Als we Jules Gallez volgen – en waarom zouden we het niet doen – komt daar o.a. de vader van de Opgeblazene uit voort.
En dat is het dan zowat wat nieuwe inbreng betreft. Of toch niet...?
Ergens einde de jaren 30 verwerft Stichelbaut nog een kampioenvlieger van zijn vriend Bostyn, met name zijn Oude Zwarte Bordeaux van '34. Deze vloog bij Bostyn 7 eerste prijzen en voerde voor een behoorlijk deel het bloed van Vincent Mariën via Michel Moerman. Volgens Jules Gallez werden er toppers uit gekweekt met de soort van het Oud Bordeauxtje.
In de verhalen van Jules Gallez kun je tussen de regels lezen dat Stichelbaut en vooral de mensen na hem, deze inbreng van Bostyn een beetje hebben doodgezwegen - bewust of onbewust. Gallez vermoedt zelfs dat die zwarte Bostyn de legendarische "éne witte pen" bijbracht die later nog zo vaak als handelsmerk zal opduiken in de IJzerendynastie. Bij Vansalen kun je hier alles over lezen.
Na de oorlog werd er nog wat samen gekweekt met Oscar Devriendt van Moere, met Bostyn (half Stichelbaut) en Daniël Labeeuw (ook minstens half Stichelbaut). Maar Stichelbaut leefde niet lang genoeg meer om deze nieuwe producten te testen of terug in de soort te verankeren.

De zwarte dynastie

Maar ondertussen had Stichelbaut lustig verder ingeteeld.
Van het Oud Bordeauxtje had hij nog een derde kampioen, namelijk de Goede Zwarten 3236987-34, halfbroer van de Opgeblazenen en van de Goede Bleke. Deze "Goên Zwarten" vloog 19 prijzen vanaf Angoulême met daarbij 3 eersten. Tijdens de oorlog koppelde Stichelbaut hem aan zijn moeder en uit die koppeling werd een superduifje geboren: het Witpenneke '41 of Kwekerke '41 met ring 109691-41. Het Kwekerke verhuisde later naar Bissegem bij Daniël Labeeuw en zou daar de absolute stammoeder worden. Volgens meester Baeten kocht Labeeuw ze op aanraden van Stichelbaut op de tweede verkoping, maar haar ring komt niet voor op de verkooplijsten die Gallez publiceert. Het zij zo. We komen ze straks nog tegen.
Toen het Oud Bordeauxtje stopte met leggen, gooide Stichelbaut het intelen over een andere boeg. Hij ging nu haar kinderen en kleinkinderen tegeneen zetten. Het was oorlog en niemand wist voor hoe lang... En Stichelbaut wilde kost wat kost zijn goede soort vastleggen voor betere tijden. Zo koppelde hij de Goede Zwarte tegen zijn nicht, dochter van de Opgeblazene. Uit deze koppeling sproot o.a. de Oude Zwarte van ‘43, ring 52098-43, die de stammoeder zou worden bij Descamps-Van Hasten. Daar hebben we het meteen over. Onthouden we nu al dat zij ook de moeder is van de wereldberoemde Rooschele van Marcel Desmet. Veel betere zijn er niet geweest dan deze Rooschele, 3447865-48, een 100% Stichelbaut:
2 nat. Libourne
3 nat. Cahors
4 nat. Brive
5 nat. Châteauroux.
Moet er geen zand zijn?
Die Oude Zwarte Duivin is overigens ook moeder van de Oude Bijter en van de Jonge Zwarte Duivin, grootmoeder van de Oude IJzeren. En daarmee zijn we volop terecht gekomen bij Michel Descamps.

DVH

Michel Descamps was geboren in 1911, een jonge gast dus in de ogen van buurman Aloïs Stichelbaut. Skampske was beenhouwer van stiel en zijn liefhebberij was niet duiven maar koersen, bij de onafhankelijken. Tot daar bij een bombardement tijdens de oorlog brutaal een einde aan kwam. Michel Descamps werd door rondslingerende scherven geraakt en zou nooit meer kunnen koersen. Hij werd er helemaal depri van.
Het was zijn buurman Aloïs die zich over Skampske ontfermde en hem weer goesting in het leven deed krijgen met kaarten en duiven... Het kan verkeren.
Stichelbaut zou van zijn jonge buurman een duivenmelker maken. Michel Descamps kreeg afstammelingen van alle toppers van Stichelbaut, maar als beginner besefte hij helemaal niet waarmee hij bezig was. Hij besefte nog veel minder dat hij door de vroege dood van Stichelbaut de ware schatbewaarder zou worden van dit zwart-bronzen goud. Hij schreef in die periode dus ook niets op zodat er wel een paar "zwarte" gaten zitten in de verdere geschiedenis van het ras Stichelbaut.
Maar Descamps leerde snel. Hij werd niet enkel zelf een bedreven duivenmelker, maar hij begreep ook al heel snel wat een kapitaal hij in handen had. De totale verkoping van Stichelbaut en de forse bedragen die daar werden neergeteld hadden zijn ogen helemaal geopend.
Met de duiven van Aloïs, werd Descamps-Van Hasten drie jaar na elkaar provinciaal kampioen en keizer van de Westvlaamse. Dat was in 1955, '56 en '57 (keizer). Dat in 1955 al zijn 2- tot 4-jaarse duiven gestolen werden, kon hier niets aan veranderen.
De vraag naar Stichelbauts nam ongehoorde proporties aan en DVH ging daar gretig op in. De zaak nam dergelijke uitbreiding dat bij de totale verkoop van DVH in 1985, na de dood van Michel Descamps, er maar liefst 489 duiven te verkopen waren. Het was een verkoping in 6 delen en de duiven brachten een gemiddelde op van meer dan 10.000 Belgisch frank.
Gelukkig had Michel Descamps vanaf 1970 de steun en hulp van vriend en verzorger Camiel Donckels van Wevelgem.
Al die jaren had DVH alleen maar "Stichelbauts" gekweekt, nooit DVH. Zo slim was hij wel. En de namen bleven door de jaren heen herkenbaar: er was nog menige Kennedy en IJzeren en Crayonné te koop in 1985. Michel Descamps was een meester om de mythe van het ras Stichelbaut levend te houden.
DVH had zijn Stichelbauts overigens zeer zuiver gehouden. De weinige bloedverversing kwam van een beetje samenkweek met de soort van Bostyn, overwegend Stichelbaut, met de gebr. Cattrysse - waar ook een portie Stichelbaut inzat via Bostyn - en met Daniël Labeeuw, wat eigenlijk ook bijna puur Stichelbaut was. Michel Descamps bracht verder nog het oude Stichelbautbloed terug via duiven van Frans Cloots (Lauwe) en van Alfons Vandermeerschaut (Nederename). Er kwam zelfs een vleugje Vander Espt bij te pas via Camiel Donckels, maar dat was al in de zeventiger jaren. Eigenlijk was Michel als de dood voor vreemd bloed... Het zou al te zeer de mythe van het zuivere ras Stichelbaut doorprikken.

De eerste Stichelbauts van DVH

Zoals gezegd waren er een paar onbekenden bij de basisduiven van DVH. Zo was daar de Oude Zwarten 60565-42, vrijwel zeker ook uit de topduiven van Aloïs, maar Michel wist het niet meer... Hetzelfde geldt voor de Zwarte Witpen 1341803-45, waarvan we zelf vermoeden dat hij een flinke portie bloed had van die Bostijntopper van '34. Dat vermoeden wordt gesterkt door zijn witte pen die hij via de Zwarte Witpen Wanus zal doorgeven aan zijn kleinzoon de Oude IJzeren 3037704-54.
Beter te traceren waren de Oude Zwarte Duivin 52098-43 en haar dochter de Jonge Zwarte Duivin 486904-44. Vader van die Jonge Zwarte - we vermoeden door DVH zelf gekweekt - was overigens de genoemde en onbekende Oude Zwarte van 42. Deze Oude Zwarte zal ook wel nauw verwant geweest zijn aan de rest vermits Aloïs Stichelbaut tijdens de oorlog vrijwel enkel nog kinderen en kleinkinderen had van het Oud Bordeauxtje.
Zoals hierboven gezegd, was de Oude Zwarte duivin ingeteeld naar het Oud Bordeauxtje en wel uit haar zoon x een dochter van de Opgeblazene. DVH zou er zijn hele hok rond opbouwen.
Ten slotte had Michel Descamps nog een broer van de Oude Zwarten van Labeeuw, namelijk de Oude Crayonné (= letterlijk: "met potlood gestifte", heel vaak verkeerd "Créonné" gespeld). Deze Crayonné was zeer zwaar ingeteeld uit zoon en dochter van het Oud Bordeauxtje, waar die dochter al eens ingeteeld was uit het Bordeauxtje met haar eigen zoon. Veel nauwer kan het niet.

En maar intelen

DVH beschikte dus over 3 doffers - waarvan 2 onbekenden - en 2 duivinnen, moeder en dochter. Hij deed wat voor de hand lag: hij koppelde de duivinnen beurtelings met de doffers die hij had en ging de kinderen daaruit terug tegeneen zetten. En uit die mix werd een onverwoestbare stam duiven gekweekt die de geschiedenisboeken zullen ingaan als superieure vliegers en vooral kwekers. DVH en met hem Vereecke, Bostijn, Vanhee, Julien Matthys, Emiel Denys et tutti quanti kweekten IJzeren en Crayonnés en Bijters en Kennedys dat het een lust was. Gedurende tientallen jaren beheersten ze er de grote nationaals en internationaals mee.
De beste was ongetwijfeld de IJzeren van '57, voluit 3064724-57. Hij werd later de "Ware IJzeren" genoemd om hem toch ietwat te onderscheiden van heel die andere IJzerenwinkel. De Ware IJzeren vloog bij DVH o.a.
1 nat. Libourne
3 nat. Bordeaux
11 nat. Dax
Op late leeftijd werd hij nog voor veel geld aangekocht door Jeroom Vereecke.
Om zijn Stichelbautstam wat te verbreden, haalde DVH ook de oude soort terug bij Remi, de broer van Aloïs. Eén van die teruggehaalden was een echt schot in de roos en dan hebben we het over de Oude Remi, ring 3026482-51. Gekoppeld aan het Bleekske, uit de Oude Crayonné met zijn eigen dochter, gaf de Oude Remi de "Remi", 3037744-54, die na een glanscarrière bij DVH op 11-jarige leeftijd verhuisde naar Camiel en Miel Denys in Gistel en daar nog een superieure stamduif zou worden. Een broer van deze Remi ging overigens naar Vanhee en gaf daar prompt 2 nationale winnaars.

Daniël Labeeuw

Maar DVH was lang niet de enige schatbewaarder van het ras Stichelbaut. Daar was ook nog ene Daniël Labeeuw van Bissegem. Labeeuw was geboren in 1903 in Oost-Nieuwkerke in een familie van vlasboeren. In 1928 vestigde hij zich in Bissegem.
Als vlasboer-duivenmelker was het niet zo verwonderlijk dat hij bevriend raakte met mannen als Stichelbaut en Bostijn. Labeeuw was zot van de Stichelbautduiven, maar had ook nog zijn eigen oude soort. Vaandeldrager hiervan was de Frieke, een late duiver van 1933 van Pol Verhoye, kleinzoon van zijn Lange. Deze Lange vloog 7 eerstes, meestal met vooruit, waaronder de 1e nat. Angoulême met uur vooruit. Deze Lange van Verhoye zou later trouwens de stamvader worden bij Cyriel Norman.
Bij Stichelbaut haalde Labeeuw ze uit de allerbeste. Zo werd hij bv. de gelukkige eigenaar van het Witpenneke van 41, 109691-41, ingeteeld uit het Oud Bordeauxtje x haar eigen zoon. Labeeuw was zo zot van dat duifje dat hij op de totale verkoop van Stichelbaut ook haar vader kocht - al was deze ondertussen12 jaar oud - en haar zoon de Geschelpten 19909-44.
Daniël Labeeuw had het niet verkeerd bekeken!
Uit het Witpenneke kweekte hij met de Jonge Frieke, een zoon van de Frieke x een halve Stichelbaut, zijn fameuze Goede Zwarte 3081313-47. Deze won in 1949 in een moordende vlucht de 1e nationaal Châteauroux tegen 4664 duiven. Niemand minder dan de Stier van Vanbruaene won toen de 2de prijs. De Zwarte was dus in hoog gezelschap.
Vanbruaene is zo onder de indruk van de prestatie van de Goede Zwarte dat hij voorstelt aan Labeeuw om samen te kweken met een dochter van de Jonge Stier. Vanbruaene houdt er een doffer aan over. En niet zo maar eentje, want met een zoon eruit wint André Vanbruaene de 1e internationaal Barcelona... Deze internationale winnaar, ring 3068902-61 is dus maar enkele generaties verwijderd van het Oud Bordeauxtje van plaatsgenoot Stichelbaut. Het wordt wel eens over het hoofd gezien...
Maar ook met de Geschelpten Stichelbaut - eigenlijk een halfbroer van zijn Goede Zwarte - vaart Labeeuw goed. Twee zonen ervan winnen nek aan nek de 4e en 5e internationaal uit Libourne. Ze helpen Labeeuw mee aan het Nationaal Kampioenschap in 1950.
In 1955 verkoopt Labeeuw een serie duiven waaronder de Goede Zwarte die naar Descheemaeker gaat en ook daar nog voor excellente afstamming zorgt.
Dat Labeeuw de goede had van Stichelbaut, ontging ook DVH niet en zo kwam het dat ook vanuit die hoek wat Stichelbautbloed terugkwam naar Lauwe o.a. via een dochter van de Fijnen van Labeeuw.

And the rest is history

Het zou ons veel te ver voeren om hier alle roemrijke verhalen te vertellen waar de Stichelbauts nog voor zouden zorgen. Op het stamoverzicht zijn enkele beroemde nazaten vermeld, maar uiteraard is dit maar een fractie.
Een feit is dat talrijke kampioenen, grote en kleine, eindeloos duivenplezier gehad hebben aan die vakkundig ingeteelde Stichelbautduiven, sommigen rechtstreeks gehaald bij de meester, maar de meesten via het toegewijde werk van conservator Michel Descamps.
We noemen er enkele in willekeurige volgorde en in het besef dat we er tientallen of honderden vergeten... Remi en Emiel Stichelbaut, Leopold Bostijn Moorslede, Daniël (en later Frans) Labeeuw Bissegem, Marcel Desmet Waregem, Frans Cloots Lauwe, Albert Debaes Lauwe, Rudolf Verhoeve, Remi Dubois, Maurice Van Temsche uit Sint-Eloois-Vijve (kocht de Opgeblazene), Bruno Waelkens die o.a. de 1e nat. Montauban wint met een halve Stichelbaut, Jozef Vervisch die er Barcelona mee wint (de Oude Kletskop was een pure via Cloots), Gerard en Michel Vanhee Wervik, Roger Vereecke St-Lodewijk, Jules Matton Harelbeke en via hem Lefebure Harelbeke, Cyriel en Norbert Norman o.a. via de Tamme en de Rooschele van Marcel Desmet, Desmet-Lippens, Remi Schaillee Drogenbos, Depraetere-Delorge, Camiel Donckels, André Vanbruaene, André Lietaer Rekkem, gebr. Denys, André Devos vader van Etienne, Robert Dobbelaere via Albert Debaes en zo vele anderen... Te veel om op te noemen.

Het geheim

Was er iets speciaals aan de Stichelbautduiven?
Het waren in elk geval allround duiven, misschien nog meer dan de Cattrysseduiven. De goede Stichelbauts waren er altijd, op kortere en op langere afstand, bij zwaar weer maar ook bij hoge snelheden.
Was er iets speciaals aan te zien? Volgens Piet de Weerd eigenlijk niet. Het waren zeker geen impressionante atleten, eerder het ranke, slanke type. Ze kwamen voor in alle tinten blauw en zwart: blauwe, veel geschiften (crayonnés), geschelpte en vooral veel donkere tot bijna zwarte. Kenmerkend was de rosse, bronzen gloed die er vaak doorheen kwam. De pluim was fijn, maar niet echt weelderig. De meeste hadden sterke ogen.
En toch hadden ze iets speciaals volgens Piet de Weerd: het waren van nature oergezonde duiven, duiven waaraan je nooit moest plaasteren om ze op de been te houden.
En zijn dat niet de duiven die we allemaal veel te weinig hebben anno 2009?

Bronnen

  • Edward Baeten, De Witte Veer
  • Jules Gallez, Geschiedenis van de Belgische Duivensport, deel 1
  • Piet de Weerd, Suizende Vleugels
  • Victor Vansalen, Erfelijke Kwaliteiten bij Postduiven
  • De websites van Frans Labeeuw, Emiel Denys e.a.

 

(c) Michel Bommerez

 

[[[[[Bij de foto's]]]]]

Leiebrug.jpg
De oude "Vierendeelbrug" die Lauwe met Wevelgem verbond. De brug werd opgeblazen in 1940 en pas na de oorlog vervangen door een moderner bouwwerk. Bemerk het rotende vlas in het Leiewater.

Stichelbaut2.jpg
Aloïs Stichelbaut, al meer dan 60 jaar niet meer onder ons. Zijn ras heeft hem een meer dan een halve eeuw overleefd. Een mirakel op zich.

Bostijn.jpg
Leopold Bostyn, Moorslede, was er van het begin bij. Als vriend van Aloïs Stichelbaut maakte hij de opbouw van het ras van nabij mee. Het aandeel van het ras Stichelbaut is niet weg te denken uit de topduiven van Bostyn.

 

dvhEnDonckels.jpg
Michel Descamps (rechts) en zijn trouwe verzorger Camiel Donckels. Zij zouden gedurende 40 jaar het ras Stichelbaut zuiver houden en dit zonder verlies aan kwaliteit. Michel Descamps cijferde zijn naam steeds weg achter het ras van zijn leermeester Aloïs Stichelbaut.

OudeIJzeren54.jpg
De fameuze Oude IJzeren, 3037704-54, patriarch van een hele dynastie oersterke vogels, waarvan de Ware IJzeren ongetwijfeld de vaandeldrager was. De Oude IJzeren vloog er zelf ook niet naast met o.a. 6 nat. Libourne, 18 nat. Limoges, 3/485 Creil, 2/411 Dourdan enz.

Labeeuw.jpg
Daniël Labeeuw, goede vriend en toeverlaat van Aloïs Stichelbaut. Daniël Labeeuw en na hem zijn zoon Frans zullen het ras ook tot in lengte van dagen in ere houden.

GoedezwarteLabeeuw.jpg
De Goede Zwarte Labeeuw, 3081313-47, kleinzoon van het Oud Bordeauxtje van zijn vriend Stichelbaut. De Goede Zwarte vloog 1 nat. Châteauroux tegen 4664 duiven en moest daarvoor de Stier van Vanbruaene op de meet kloppen.

 

Remi744-54.jpg
De Remi, 3037744-54, die aan de basis ligt van een hele familie beroemde vliegers bij vooral de gebr. Denys. Een van zijn beroemde nazaten is de 1e internat. Perpignan van Vermote.