fbpx

De Gebroeders Cattrysse hebben gedurende een halve eeuw wereldkampioenen gekweekt aan de lopende band. Wie kent niet de Draaier en de "87", de "90", de Figaro? Om het nog maar niet te hebben over de "45". En dat zijn toch glories van een halve eeuw of langer geleden... 

Cattrysse, Moere, de gedoodverfde wereldkampioenen zijn inderdaad niet weg te denken uit de geschiedenis van de Belgische duivensport. 

Kunnen we van hen iets leren? Bijvoorbeeld hoe je een eigen soort opbouwt en een halve eeuw op topniveau houdt? We kunnen nu al verklappen dat de belangrijkste les van de gebroeders Cattrysse zal zijn "Kweek en ge zult spelen..." Zij waren immers op de eerste plaats meester-kwekers.

Wie nu verwacht dat de Cattrysses thuishoren in het rijtje van beroemde intelers, komt wat bedrogen uit. De gebroeders Cattrysse waren eigenlijk overwegend lijnentelers en gedoseerde kruisers... Dit belet niet dat ze toch ook regelmatig hun toevlucht namen tot familiekweek maar dit evenwel nooit te dicht in het bloed.

Een beetje geschiedenis

De gebroeders Cattrysse waren eigenlijk met 4, maar er zijn er slechts twee die de geschiedenisboeken van de duivensport halen: Oscar en Gerard. Oscar, geboren in 1892, was één jaar ouder dan Gerard. Beiden woonden in de Molenstraat in Moere: Gerard op nummer 5 en Oscar er vlak naast, op nummer 7 (vandaag is dat nr 13), waar ook het pakhuis, de graanzolder en de duivenhokken waren. De broers dreven er handel als grossisten in levensmiddelen en in het bijzonder in overzeese voedingswaren en bakkersbloem. Gerard was gehuwd met Josima Verstraete die een zwakke gezondheid had en jarenlang bedlegerig was. Josima overleed in 1966 en hun huwelijk bleef kinderloos. Oscar, die als jongeling zijn linkerarm verloor bij het laden van boomstammen, was gehuwd met Eudoxie Casteleyn. Zij hadden één dochter, Martha, geboren in 1924. Het was deze Martha Cattrysse die gehuwd was met Maurits Beuselinck, de latere erfgenaam van de duivenstam in Moere. Maurits en Martha huwden in 1949 en hadden drie kinderen: Greta, Jaak en Christine. Maurits kwam al vrij snel mee werken in de zaak en werd voor hij het wist ook duivenmelker. Aan die microbe ontsnap je niet, zeker niet als je terechtkomt in een echt fanatiek duivennest zoals dat in Moere was. Maar het jonge geluk van het gezin Beuselinck-Cattrysse was van korte duur: reeds in 1957 overleed Martha en liet Maurits achter met 3 kleine kinderen: 3, 5 en 7 jaar oud... Maar het leven gaat voort, zoals dat heet, en Maurits vond in Marguerite Vandeputte een lieve tweede moeder en echtgenote. Maar ook dat geluk was van korte duur en Maurits Beuselinck moest voor de tweede keer een echtgenote naar het graf dragen. Het heeft de man begrijpelijkerwijze erg getekend.

De tweede generatie

In 1964 overleed schoonvader Oscar. Hij was 72 jaar oud. De duivenkolonie werd gehalveerd en werd verder gerund door "nonkel" Gerard en Maurits. Ook de oudste dochter Greta werd vrij jong ingeschakeld en zo ontstond de nieuwe combinatie Cattrysse-Beuselinck.

Deze combinatie was van korte duur omdat nonkel Gerard eigenlijk liever zijn eigen baas wou zijn op het duivenhok. Hij bouwde een nieuw hok naast zijn villa en startte er in januari 1967 met de volledige kweek van 1966 van de vliegers en van kwekers. De oude duiven bleven integraal op het oude adres en de combinatie werd andermaal hernoemd: Beuselinck-Cattrysse deze keer. 

In 1969 overleed Gerard Cattrysse op zijn beurt. Zijn duiven werden integraal verkocht. In 1971 overleed ook meme Eudoxie, de weduwe van Oscar. De generatie van de gebroeders Cattrysse was niet meer...

Plots kreeg Maurits Beuselinck het hele gewicht van de duiventraditie in Moere op zijn schouders. Gelukkig  had hij aan zijn dochter Greta een trouwe compagnon en hulp in het duivenspel. En toen Greta trouwde met Wilfried Neyens, werd Vlaanderen een nieuwe duivenmelker rijker. Net als destijds zijn schoonvader, rolde hij vrijwel ongemerkt binnen in de sport en in de roemrijke traditie van de Cattrysseduiven. De naam Beuselinck-Cattrysse bleef bewaard tot 1986, maar omdat schoonzoon Wilfried meer en meer bij de combinatie betrokken geraakte, werd de naam in '86 veranderd in Beuselinck-Neyens. Dit bleef zo na de vroegtijdige dood van Maurits Beuselinck in 1989. Hij zou amper 65 jaar worden... 

Na de dood van Maurits Beuselinck werden volgens zijn wilsbeschikking de duiven verkocht met uitzondering van een ploeg duiven waarmee Greta en Wilfried verder konden boeren en de oude soort laten voortleven, nog steeds onder de naam Beuselinck-Neyens. Nu Wilfried sinds kort op pensioen is, willen ze daar aan de Molenstraat 13 echt werk van gaan maken. 

De Grote Blauwe

De geschiedenis van de duiven in Moere gaat terug tot voor de eerste oorlog, toen er vooral van kortbij werd gespeeld met de soort van de lokale vedetten. Van deze duiven bleef er evenwel door de oorlog niets over. 

Na de oorlog werden diverse soorten geprobeerd, maar de eerste solide basis kwam er pas in 1922 bij de aanschaf van een koppel jongen uit een blauwe kampioenenduif van Jules Vander Espt (Leffinge), broer van Charel. Deze blauwe wonderduif vloog reeds als jonge 8 eerste prijzen. Over de herkomst van deze duiven is niet zoveel geweten. De blauwe kwam als ei van Fons Vandevelde (broer van Theo) uit Waregem, dat weten we wel, maar of het nu Wegges of Delombaerdes of Theo Vandeveldes waren of een gelukkige mengeling ervan, zal wel voor altijd een open vraag blijven.

In 1923 Werd de geschelpte Vander Espt gepaard met een duivin van een zekere Windels uit Grammene. Het was meteen bingo, want uit die koppeling werd direct hun eerste super geboren: de Goliath, ring 3215932-23. 

Als tweejaarse won de Goliath reeds

  • 1/259 Clermont
  • 8/240 Dourdan
  • 1/1061 Tours met 5 minuten vooruit
  • 14/315 Angoulême
  • 3/76 Orléans
  • 3/220 Angoulême

Daarna bleef de Goliath op dat niveau doorgaan en won zelfs de 1e nat. Angoulême in 1930.

De Cattrysses haalden zo hun eerste nationale palm binnen en waren vertrokken voor een nooit meer aflatende zegereeks. 

De Goliath zou nochtans geen echt belangrijke rol spelen bij de opbouw van de soort, al zal zijn naam wel nog vaak gerecycleerd worden. Zo ging het bij de Cattrysses: hun namenarsenaal was beperkt en dezelfde naam werd herhaaldelijk gebruikt ook soms voor duiven die nauwelijks verwant waren aan de vorige naamdrager. Best misleidend voor iemand die de geschiedenis van de stam wil uitpluizen... 

Toch bleek de geschelpte Vander Espt geen gemakkelijke duif om te koppelen. Zo wilde het bv. maar niet lukken met een klasseduivin die ze in 1923 kochten bij Decnop in Anderlecht uit zijn 1ste nat. Dax. Dan maar weer een andere duivin geprobeerd. De duivin van Windels waren ze vermoedelijk kwijt, want in '26 kreeg de geschelpte Vander Espts een blauwe duivin aangepaard van de lokale smid, Ernest Casteleyn. Deze duivin was soort Wegge via Theo Vandevelde van Oudenburg en via een zekere Deridder van Dendermonde. Ze voerde dus voor een deel hetzelfde Vandevelde-/Weggebloed als hun geschelpte duiver. En deze keer pakte het ongemeen goed, want uit deze koppeling werd de absolute stamvader van Moere geboren: de Grote Blauwe. Hij was van 1926.

Twee basislijnen... of drie

Wat met zijn vader niet lukte, lukte nu wel met de Grote Blauwe van '26: met de duivin van Decnop, soort Stassart, gaf de Grote Blauwe in 1930 een serie excellente duiven, waarvan de Louis de absolute topper was. Hij vloog 1e Tours en 1e Angoulême en in Moere was het hek definitief van de dam. Maar ook zijn broers wisten van wanten: de Napoleon (weer zo een naam die meer dan eens gerecycleerd werd...), de Langen (senior), de Kleinen...

Vanaf hier begint het kweektalent van de Cattrysses zich te etaleren. Er worden namelijk twee lijnen opgezet: eentje rond de Louis en één rond de Kleinen. Ze gebruiken hiervoor twee duivinnen van een genaamde Alberic (Briek) Deforche, schoenmaker (bakker volgens Piet de Weerd:)  te Roeselare. Of die duivinnen zussen waren, vertelt de historie niet; ook niet van welke origine ze waren. Maar dat zou de Cattrysses een zorg wezen, vermits de beide koppels prima lukten. De kiem was gelegd voor twee onsterfelijke kweeklijnen in Moere. De lijn van de Louis zal vooral verder gezet worden (na de tweede oorlog dan) door zijn zoon de Langen jr, terwijl de lijn van de Kleinen zich zal doorzetten via de Gebroken Poot en daarna via zijn zonen en dochters aangevoerd door het Goed Bolleke of "het Bolje" in het  West-Vlaams.

Daarnaast ontspringt er in 1939 nog een derde lijn. In dat jaar koppelen de Cattrysses immers de  Grote Blauwe, ondertussen een oude radjah van 13 jaar, met een Commine-duif van Albert Degandt uit Dottignies. Ze houden hier twee zeer valabele duivers aan over: de Schone Blauwe en de Witslag, beide zoals gezegd van '39. Onthoud ook deze namen maar, want beiden zullen voor heel wat bruikbare duiven zorgen, ideaal om achteraf terug te koppelen aan de andere twee basislijnen. We vinden ze ook allebei terug in de pedigree van de "45", maar daarover straks meer. Maar deze derde lijn leverde ook haar eigen kanjers, waarvan de Figaro, kleinzoon van de Witslag, wel de absolute topklasse was met zijn 1e nat. Bordeaux.

De Louis-lijn

Er zijn heel wat zonen van de Louis met de Deforcheduivin nr 1 bij naam gekend:

  • de Madelon
  • de Chambaar
  • de Akster (West-Vlaams voor ekster)
  • de Kleine Blauwe
  • de Lange jr (geen zoon dus van de Lange sr, dat zou te gemakkelijk zijn)
  • de Deserteur
  • de Kapisein (mogelijks "Capucijn" bedoeld?)
  • de Sandré (foutieve schrijfwijze voor "Cendré" of asgrauwe)
  • de Blauwe Bordeaux, 2 internat. Bordeaux
  • de Jonge Louis
  • Blauwtje nr 1

Die elf mannen hadden eigenlijk maar één bekende zus, maar dat was dan wel de moeder van Pette, vader van de "45".

Met name André Vanbruaene zal hemel en aarde verzetten om via een tussenpersoon een zoon van deze Louis vast te krijgen. Hij had het goed bekeken, want zijn Louis, ring 3088041-38, werd vader van zijn Limoges 3000728-48, 1 nat. Limoges.

De Bolje-lijn

Uit de Kleinen, broer van de Louis, met de tweede duivin Deforche werd iets minder massaal gekweekt. Een zoon eruit, de Gebroken Poot van '32 wint wel de eerste op de interland (Nederland-België) uit Angoulême en zal een ware stamduif worden.

De Cattrysses halen voor hem een sproete duivin bij Paul Lamote uit Moeskroen, een Vandevelde-Commines naar verluidt.

De aandachtige lezer zal opmerken dat er bij Cattrysse voorlopig geen spoor is van inteelt. De belangrijke duiven krijgen liefst een duif van vreemd bloed als partner. Dat kan geen toeval zijn.

Uit de kruising met de Lamoteduif wordt een wonderduif geboren in 1936: het goed Bolleke of Bolje, ring 3201431-36. Minstens één broer en twee zussen van Bolje zullen - naast Bolje zelf natuurlijk - een belangrijke rol spelen in de verdere stamopbouw. 

Eén zus Bolje, ring 3202077-39, werd "Spakje" genaamd (West-Vlaams voor mankepootje). Ze werd in '40, nog vlak voor de bezetting, gepaard aan de Langen jr, de best verervende zoon van de fameuze Louis.

Dit zal achteraf een ontzettend belangrijke koppeling blijken te zijn in Moere want dankzij enkele afstammelingen hieruit zaten de Cattrysses na de oorlog direct weer op het paard. De telgen uit het koppel Langen jr x Spakje die de oorlog overleefden, waren alle van '40:

  • de Oude Witoog, 3040289-40
  • Klein Kopke (duiver) 3040293-40
  • Boerinneke 3022683-40

De kampioenen uit Moere zullen er onmiddellijk na de oorlog meteen drie superieure kweekkoppels mee formeren.

De zopas genoemde Oude Witoog levert in 48 de vaste kweekpartner van de "45", een duivin die in combinatie met de "45" moeder zal worden van de Oude Vooruit, de Oude Lichten, de Oude Koo, de Makkie, de Goliath en nog tal van supervliegers en ditto verervers.

Ook het Klein Kopke werd een spil in de kweek, vader namelijk van de "38", de Langen, de Slechte Pen, de "15", de Grote Blauwe, de Koo enz.

Boerinneke ten slotte was een van de zeldzame duivinnen die bij Cattrysse een naam kregen en dan weet je het al. Ze is na de oorlog jarenlang de vaste duivin geweest van de Schonen Blauwe (vader van de Pette). Uit Schone Blauwe met Boerinneke kwamen toppers als de Bleken, de Oudepenne, de Vuile Blauwe, de Wittenborst, de moeder van de Pol, de Oude Kleinen ...

De andere zus van Bolje, niet verder benoemd, werd de partner van de Witslag, 3202150-39, broer van de Schone Blauwe en dus ook een zoon van de stamduif de Grote Blauwe van '26 met de duivin van Albert Degandt. Hieruit kwamen onder meer:

  • de Bulte 886064-45
  • de Slakken (West-Vlaams voor "Slappen") 3210620-46
  • de Gebroken Vlerk 3314317-46
  • de Beer 3314907-47
  • de Wittentik 3314845-47

Uit die Wittentik wordt onder meer de fameuze Figaro geboren in 1954, ring 3318342-54, 1e nationaal Bordeaux. Hij zal zijn oude dag slijten op het kweekhok in Deerlijk bij Roger Vereecke.

Lijnenspel

De aandachtige lezer zal al opgemerkt hebben dat de Cattrysses de lijnen niet fanatiek gescheiden hielden. Het topkoppel Langen jr x Spakje is namelijk al een schoolvoorbeeld van het samenbrengen van de twee toplijnen: zoon Louis x zus Bolje. En zo is bv. ook Pette een perfect samenspel van de Schone Blauwe- en de Louislijn.

Eigenlijk hebben we hier het geheim van de Cattrysses: met een geniale intuïtie slaagden ze erin om steeds die lijnen uiteen te laten gaan en terug samen te laten komen. We mogen er immers vanuit gaan dat ze hier geen echte theorie rond hadden maar op het gevoel werkten en dat ze zeker niet de schema's maakten zoals wij ze hier zullen maken. 

Om dit te illustreren kunnen we nergens beter zijn dan bij de allerberoemdste duif van de Cattrysses: de "45" van '45, voluit 886045-45.

Bekijk even zijn pedigree.

 

Er zitten nogal wat diverse bloedlijnen in deze afstamming: de soorten van de broers Theo en Fons Vandevelde, Casteleyn, Degandt, Deforche, Lamote en Stassart via Decnop. Genoeg vreemd bloed om te gaan denken dat de "45" eigenlijk een toevalsproduct is zoals zoveel topduiven, komende uit doffer toeval x duivin geluk.

Als we echter het schema gaan hertekenen en de ingebrachte duiven een beetje in de schaduw zetten, dan verschijnt er plots een geniaal schema van lijnen die uiteengaan en elkaar terug vinden.

 

Geachte lezer, is dit geen schema om uit het hoofd te leren of om zelfs boven uw bed te hangen? Het bevat in elk geval het hele geheim van de kweek volgens de kampioenen uit Moere.

Eerlijkheid

De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat de oorlog hier wel voor iets tussen zit... letterlijk en figuurlijk. Zoals geweten, en de ouderen onder ons zullen daar nog kunnen van meespreken, was de oorlog op zich geen pretje, ook niet voor de duivenmelkers. Velen verloren er hun duiven of maakten ze zelf af op bevel van of uit schrik voor de bezetter. U herinnert zich vast het verhaal van Bricoux wiens levenswerk in één dag de nek werd omgedraaid...

De Cattrysses hadden iets meer geluk. Zij konden in 1945 beschikken over 48 duiven van hun eigen vooroorlogse soort. Toch ging ook dit niet van een leien dakje. In mei 1940 werden hun hokken bezet en de duiven opgevorderd. Dag en nacht was er een Duitse patrouille aanwezig. Het was de bedoeling van de bezetter om hier oorlogsduiven te kweken voor verkenningsopdrachten en om boodschappen over te brengen over vijandelijk gebied. In de praktijk zijn de Cattrysseduiven hier echter nooit voor gebruikt. Wel werden de toegangen naar het hok voorzien van nieuwe sloten en mochten de broers niet meer zelf bij hun duiven komen. In werkelijkheid gingen ze wel af en toe - met een nagemaakte sleutel en op gevaar voor hun leven - kijken hoe het met hun gevleugelde vrienden ging en wat de bezetter er mee uitrichtte. De Duitse soldaten bleven namelijk naar eigen inzichten kweken uit de aanwezige duiven. Dit duurde tot september 1942. Daarna stopte de hokbezetting en konden Oscar en Gerard terug bij hun eigen duiven komen. Voor even maar.

In 1944 ging het van kwaad naar erger en moesten alle duiven ingeleverd worden. Ze werden verzameld in centrale hokken in Brussel. De Cattrysses brachten er 69 binnen. Omdat ze hun eigen soort niet helemaal wilden kwijtspelen, werden er 8 weg gesmokkeld naar de schoonbroer van Oscar, een zekere Ghesquière uit Gits bij Roeselare, buiten de sperzone. Het was de jonge Martha Cattrysse die dit levensgevaarlijke karweitje kreeg opgedragen. Ze had namelijk als gebreveteerde Rodekruishelpster een vrijgeleide om met haar fiets doorheen de barricades te komen. En zo werden de 8 stamduifjes één voor één met een bang hartje naar Gits gefietst...

In september 1944 kregen de Cattrysses 40 duiven terug uit Brussel. De rest was onvindbaar of dood. Uiteraard kwamen dan ook de 4 topkoppels terug uit Gits. Wat het totaal op 48 brengt. Daarmee waren ze veel concurrenten een hele straat voor.

Het verband

Wat dit nu met de "45" te maken heeft, zal u vragen?

Vooreerst dit: zijn ouders werden beide gekweekt in 1943, dus in volle oorlog. Gerard en Oscar hadden op dat moment geen andere keuze dan in familie te kweken. Niemand had immers duiven te koop. Er wordt zelfs gesuggereerd in oude geschriften dat Pette en Mette mogelijks uit kweekkoppels kwamen die door de bezetter gevormd waren. Maar dat laten we in het midden.

En er is nog een sterker verhaal aan verbonden. Direct na de oorlog werden de Cattrysses overstelpt door vragen naar duiven. Er waren zelfs welgestelde burgers die bereid waren om er fors geld voor te geven. Gerard en Oscar die het geld niet nodig hadden en hun eigen duivenstam niet wilden verzwakken, hielden meestal het been stijf: de oude duiven en oorlogsduiven waren niet te koop. Eén keer gaven ze toe en boden 5 duivers aan waarvan ze er wel 3 konden missen... voor 5000 frank het stuk. In die tijd een fortuin moet u weten. Bij die 5 stond de Pette, een lelijkaard op hoge poten, en dus moesten de kopers die zeker niet hebben. Hadden ze hem wel meegenomen, dan had de geschiedenis van de Belgische duivensport er helemaal anders uitgezien.

Om maar te zeggen dat ook Oscar en Gerard Cattrysse er niet door konden kijken. Dus toch een beetje doffer toeval.

De macho's van Moere

Eén van de lessen die we bij Cattrysse zullen leren is dat ze massaal kweekten uit hun beste duiven. Zo zouden bijvoorbeeld alleen al uit de Louis meer dan 10 duiven een rol spelen in de kampioenenkolonie. Hetzelfde zullen ze later doen met de "45", de "87", de Blauwentik, de Draaier en noem ze maar op.

Een andere eigenaardigheid: de Cattrysses dachten enkel in termen van duivers. Hun lijnen zijn mannelijke lijnen. Ze zullen daar zelf wel nooit bij stilgestaan hebben of er zeker geen theorie rond gehad hebben, vermoeden we. Het was gewoon pragmatisch: je vloog met doffers, dus waren de duivinnen een beetje ondergeschikt. Zo kregen duivinnen vrijwel nooit een naam: ze werden benoemd volgens de naam van ... de vader of de broer. Dochter dit, dochter dat, zus van deze of zus van die... Ook in publieke verkopingen worden de duivinnen zelden bij ring of naam genoemd: je kocht bij Cattrysse een zoon van de "45" of van de Napoleon of van de Wittepen. Heel vaak werd de moeder zelfs niet eens vermeld bij de afstamming... Haar bloed kreeg je er als het ware gratis bij. Echt machogedoe dus. De emancipatie van de vrouw was nog ver weg.

Waarmee we niet willen gezegd hebben dat de Cattrysses er niet voor zorgden om steeds enkele sublieme kweekmoedertjes ter beschikking te hebben.

En er valt trouwens nog iets anders op: als Cattrysse iets bijhaalt, is het steevast een duivin: Deforche, Decnop, Lamote, Degandt, Casteleyn... Ook dat kan geen toeval zijn. Het illustreert treffend het diepe geloof in de eigen mannelijke lijnen. 

En over dat geloof in de eigen soort hebben we het in deel II. Daar lees je immers hoe de Cattrysses een neus hadden voor twee dingen: de oordeelkundige inbreng van nieuw bloed en het ontdekken van steeds maar nieuwe kweekkoppels. Wie dat kan, kan wel 100 jaar aan de top blijven. 

[[[   broers met trofee.jpg ]]]]

 

De gebroeders Cattrysse verzamelden zoveel trofeeën en prijzen in natura dat het huis in de Molenstraat nu nog steeds op een museum gelijkt. Zo wonnen ze destijds 6 staande klokken en meer dan 20 regulateurs. De Cattrysses wisten goed hoe laat het was!

Op de schoorsteenmantel staat vandaag nog een schitterende bronzen wisseltrofee die ze op twee jaar tijd definitief verdienden door in 1935 en 1936 de eerste nationaal te winnen van Châteauroux. In '36 zelfs de 5 eerste, met 5 broers uit de Louis.

 

 

[[[   pakhuis en hokken.jpg ]]]]

 

 

Achterzicht op het pakhuis en de duivenhokken hoog in de nok. De buitentrap is van recente datum.

 

 

[[[   hokken in nok.jpg ]]]]

 

 

Binnenzicht vanaf de vroegere graanzolder. De hokken hangen werkelijk op enkele balken in het topje van de nok.

 

[[[   oude hokken.jpg ]]]]

 

Binnenzicht op de originele zolderhokken van de Cattrysses. Als je hier komt voel je "Dit is gewijde grond... Hier woonden legendes als de "45", de "87", de Draaier, de Blauwentik..."

 

 

 

 [[[   beuselinck-gerard.jpg ]]]]

 

De jonge Maurits Beuselinck krijgt duivenles van nonkel Gerard Cattrysse.

 

[[[  beuselinck-oscar2.jpg ]]]]

 

"Kijk, dat is nu eens een schone vlerke" lijkt Oscar Cattrysse hier te zeggen tegen zijn schoonzoon.

 

 

[[[   broederlijk naast elkaar.jpg ]]]]

 

Hier rusten de twee broers broederlijk naast elkaar in de schaduw van het kerkje van Moere.

 

 

[[[   goliath schilderij.jpg ]]]]

 

Hun allereerste kampioen, de Goliath van '23, op doek vereeuwigd. Na hem zou de zegereeks nooit meer stilvallen in Moere. Hij won in 1930 hun eerste van 23 nationale palmen.

 

 

[[[   de 45 origineel.jpg ]]]]

 

Misschien wel de beroemdste duif aller tijden, de "45" van de gebroeders Cattrysse. Hij won twee nationaals met vooruit. 20 jaar na de Grote Blauwe werd hij de nieuwe stamvader in Moere.

 

 

 

[[[   maurits-wilfried.jpg ]]]]

 

Zoals hijzelf 20 jaar daarvoor duivenles kreeg van zijn schoonvader, zo leert Maurits Beuselinck (r.) hier op zijn beurt de knepen van het vak aan schoonzoon Wilfried Neyens.